Handboek Overwinning in de geestelijke strijd III

Copyright: Jan A. Baaijens, jongerenpastoraat

III. Bescherming en overwinning

4. Veilig in de schuilplaats van de Allerhoogste

Lezen: Psalm 91

Je bent door het geloof veilig in de aanwezigheid van God. Door verschillende beelden wordt dit in de Bijbel duidelijk gemaakt. Het is van het grootste belang dat je weet in welke positie of plaats je bent. Verkeer je op een veilige of onveilige plaats?

In welke verhouding sta je tot God, de Allerhoogste Majesteit? Wat is jouw relatie tot Jezus Christus? Als je bij Hem hoort, ben je ‘veilig in Jezus armen’.

Je bent veilig in de schuilplaats van de Allerhoogste

Een gelovige verkeert in principe in een veilige positie. Hij is door het verzoenend bloed van Jezus Christus aan God verbonden. We lezen over de veilige positie van de gelovige in Ps. 91:1: ‘Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten in de schaduw van de Almachtige.’ Als het geloof wordt beoefend, mag je er op vertrouwen, wat we lezen in de verzen 9-11: ‘Want U, HEERE! bent mijn Toevlucht! De Allerhoogste hebt u tot uw woning gemaakt. Geen kwaad zal u treffen, geen plaag zal uw tent naderen. Want Hij zal Zijn engelen bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.’

4.1 Bescherming onder de wolk

Houd er rekening mee, gelovige, dat de krachtige hand van God je beschermt! Vertrouw op Hem! en maak je geen zorgen onder Zijn beschermende, krachtige hand. Toch moet je in de schuilplaats van de Allerhoogste niet zorgeloos worden, maar altijd waakzaam en strijdbaar blijven! We lezen immers in de verzen 8 en 9: ‘Weest nuchter, en waakt; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een briesende leeuw, zoekende, wie hij zou kunnen verslinden. En weerstaat hem, vast zijnde in het geloof, wetend, dat hetzelfde lijden aan uw broederschap, die in de wereld is, volbracht wordt.’ Deze briesende leeuw is wel al door Christus verslagen, maar nog niet geheel uitgeschakeld.

4.1.1 Ds. Alexander Peden ‘onder de wolk’

Een bekend verhaal over Gods beschermende hand ‘onder de wolk’ kun je lezen in het boek “Onder de slip van Zijn mantel’, over ds. Alexander Peden. Dominee Peden moest zich schuilhouden voor de Engelse soldaten. Hij kon steeds weer ontsnappen, ook omdat hij een snel paard had, terwijl hij goed kon paardrijden. Hij was al oud geworden. De leider van de achtervolgers, een zekere Claverhouse, was hem echter op het spoor gekomen.

Een soldaat van deze achtervolger reed echter vooruit naar de boerderij waar Peden was, samen met anderen. Hij voegde zich bij de dominee en de groep ging er zo snel mogelijk vandoor op de paarden. Het werd een wilde achtervolging. Op een gegeven moment raakten de paarden uitgeput. Ze moesten afstijgen. De achtervolgers waren al dichtbij.

Peden hurkte met de mannen in een dal neer op de knieën voor een gebed. Hij smeekte de Heere om bescherming: dat Hij ze zou willen bedekken ‘onder de slip van Zijn mantel’. Hij bad: ‘Wilt U de slip van Uw mantel werpen over de oude Alexander en deze arme schapen en red ons nog alleenlijk dit keer en wij zullen het in herinnering houden.’ Daarna breidde hij zijn handen naar omhoog.

Toen gebeurde er een wonder

Daarop daalde er een zware mist over de top van de heuvel en verborg ze voor de vijanden. Zij waren toen veilig ‘onder de wolk’.  De achtervolgers gingen toen letterlijk ‘de mist in’. Zij reden boos en al vloekend langs hen heen, maar ontdekten ze niet. Zo werden ze door de Heere gespaard!

Je kunt er Psalm 91 naast leggen. In het eerste vers lezen we: ‘Die in de schuilplaats van de Allerhoogste is gezeten, die zal vernachten in de schaduw van de Almachtige.’ In het vierde vers lezen we verder: ‘Hij zal u dekken met Zijn vlerken…’ En ook het elfde vers is weer van toepassing: ‘Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen.’

4.2  Een gelovige hoeft niet bang te zijn

Als je jezelf bewust bent van een wettige plaats in Christus, hoef je niet echt bang te zijn voor de brullende leeuw. In de Christen- en Christinnereis van John Bunyan zie je dat er twee leeuwen op hun pad waren, maar die lagen wel aan de ketting. In het midden van het pad konden ze niet bij je komen. Christen wist dat aanvankelijk niet, maar aan Christinne was het al van te voren verteld.

Zo is het goed dat een oprecht gelovige weet dat zijn plaats in Christus veilig is en dat hij niet uit de hand van de Zoon en de Vader kan worden gerukt.

We lezen namelijk in Joh.10:27-30: ‘Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken ze, en zij volgen Mij. En Ik geef hun het eeuwige leven; en zij zullen niet verloren gaan in der eeuwigheid, en niemand zal ze uit Mijn hand rukken. Mijn Vader, die ze Mij gegeven heeft, is meerder dan allen; en niemand kan ze rukken uit de hand van Mijn Vader. Ik en de Vader zijn één.’ Het zal niet gebeuren en het kan ook niet gebeuren!

Jezus waakt als de goede Herder over Zijn schapen

We moeten echter wel leren om als een afhankelijk schaap de stem van de goede Herder te horen. Leg je oor daarom niet te luisteren aan de bedrieglijke influisteringen van satan, wat er ook gebeurt! Hij wil je bang maken, maar hij maakt je bang voor niets… want God is de Almachtige en Jezus, je Koning is ook machtiger dan Zijn verslagen vijand!

Gelovige, ben je jezelf wel bewust van je positie in Christus? Een christen heeft zijn identiteit in Christus! Als je steeds weer twijfelt aan je veilige positie, heeft satan meer kansen om je in het nauw te drijven.

De Engelse puritein Thomas Brooks (1608-1680) leert ons: ‘De satan doet de ‘droevige, twijfelende en troosteloze ziel’ meer aan haar zonden dan aan haar Zaligmaker denken.’

Hij stelt daar tegenover: ‘Laten de gedachten aan een gekruiste Christus u nooit verlaten.’ Brooks heeft het boek ‘Kostbare middelen tegen satans listen’ geschreven. Hij verklaart ons verder: ‘Indien de satan niet kan verhinderen dat Gods volk ten laatste het paradijs, dat boven is, zullen binnentreden, zal hij zijn best doen om hun leven hier beneden tot een wildernis te maken. De satan tracht de troost van Gods kinderen te nemen, wanneer hij hun kroon niet kan roven.’

Laat de satan je troost niet roven, door hem op zijn woord te geloven. Hij is de vader van de leugen. Hij wil je angstig en depressief maken. Blijf gelovig op Jezus zien!. Jezus bemoedigt Zijn volgelingen in Joh. 14:27 d: ‘Vrede zij u’. Leef vanuit de vrede en rust van Jezus, die ons ook verklaart: ‘Vrede laat Ik u, Mijn vrede geef Ik u…’). In het Engels lees je dat Jezus tot Zijn discipelen zegt: ‘Hold your peace’ (‘bewaar je vrede’).

Er is een mooi voorbeeld van een vader die met zijn zoontje in de auto op een drukke weg rijdt. Hij moet zijn handen goed aan het stuur houden. Door het open raam is er echter een grote bij binnengevlogen. De kleine jongen is allergisch voor een bijensteek… zijn gezondheid staat daarbij op het spel.

De angstige jongen gilt het uit van angst! Op een geschikt moment vangt zijn vader de bij in zijn hand. Hij houdt zijn hand vervolgens stevig gesloten. Maar op een gegeven moment heeft hij zijn hand weer nodig aan het stuur… en de bij ontsnapt weer in de auto! De arme jongen gilt het weer uit van angst, vooral ook omdat de bij nu wel agressiever zal zijn. De brommende bij komt gevaarlijk dichtbij… Wat een paniek!

Dan zegt zijn vader: ‘Mijn zoon, je hoeft niet bang te zijn… kijk maar eens in mijn hand. In de hand van zijn vader ziet de jongen de angel van de bij vastzitten! De bij is van zijn gevaarlijke angel beroofd. Hij kan nu geen kwaad meer doen.

Ik denk dat het voorbeeld duidelijk is. Als je bang bent voor ‘de brommende duivel’ om je heen, kijk dan maar gelovig in de handen van Jezus.

De goede Herder kalmeert de stress van Zijn schapen. De wolf en zelfs de herdershond jagen veroorzaken juist stress en angst bij de schapen. Je mag de duivel misschien wel zien als een boze herdershond, die wordt gebruikt om de schapen naar de herder te laten vluchten.

Als je gelovig mag zien in de nodigende en beschermende handen van Jezus, hoef je niet bang te zijn. Je zou het bekende lied ‘Je hoeft niet bang te zijn’ ook kunnen betrekken op de duivel en zijn duistere machten. Je kunt dan lezen en zingen:

                                      Je hoeft niet bang te zijn,

                                      al dreigt de duivel weer,

                                      leg maar gewoon je hand

                                      in die van onze Heer.

 

4.2.1 Wang MingDao: van bangerik naar geloofsheld

Ex-marinier Broeder David was eens bij mw. Kwang in China om het project Parel voor te bereiden, namelijk om één miljoen bijbels tegelijk naar China te smokkelen. In 1974 heeft de Chinese geloofsgetuige, mw. Kwang, een visioen gekregen, terwijl ze in een afschuwelijk ondergrondse gevangenis verbleef. Ze was daarvoor verschrikkelijk gemarteld. Ze zag in het visioen vele duizenden medewerkers, vanuit het Oosten en Westen, zij aan zij een greppel graven. Deze werd steeds dieper en langer. Daarna begon er water doorheen te stromen. Ze zag eerst door China stromen, naar alle delen van het land, en daarna door de hele wereld.’

Dit visioen is duidelijk uitgekomen. Op 18 juni 1981 werden de één miljoen bijbels vanuit een schip in China aan land gebracht. Zo’n 20.000 Chinese christenen waren naar de kust gekomen om de bijbels snel af te voeren. De bijbels werden in één uur aan land gebracht. Na vier uur kwam er een patrouille van het leger op die plaats. Toch is zeker 80 procent van deze bijbels na kortere of langere tijd op de plaats van bestemming aangekomen.

Tijdens dit bezoek aan China bezocht broeder David ook Wang MingDao. Samen met Watchman Nee was hij een belangrijk leider geweest van de Chinese kerk. In 1955 werd hij gearresteerd, wegens zijn verzet tegen de door de communisten gestuurde Drie-Zelf beweging. Na veertien dagen gevangenis ondertekende hij een bekentenis, dat zijn verzet niet goed was geweest. Na zijn vrijlating besefte hij dat hij ‘gehersenspoeld’ was… en herriep hij zijn bekentenis!

De korte tijd van verloochening heeft hij ervaren als een verschrikkelijke, onhoudbare toestand, veel zwaarder dan de volgende 22 jaar en 8 maanden gevangenschap. In januari 1980 werd hij pas vrijgelaten (twee jaar na de vrijlating van zijn vrouw).

David ontmoette geen lichamelijk gebroken oude man, maar een frisse, vurige gelovige, die de Heere nog steeds innig liefhad.

Wang MingDao zei tegen hem: ‘Ik denk aan de woorden die Jezus in Openbaring 2:10 tot Zijn volgelingen spreekt: ‘Wees niet bevreesd voor hetgeen gij lijden zult. Zie, de duivel zal sommigen van u in de gevangenis werpen, opdat gij verzocht wordt, en gij zult een verdrukking hebben van tien dagen. Wees getrouw tot de dood en Ik zal u geven de kroon des levens.’

Deze woorden gaven hem kracht in de gevangenis. De 23-jarige loutering had hem rijker gemaakt.

Hij vervolgde: ‘Vijfentwintig jaar geleden had ik er geen besef van dat satan er op zat te wachten om me op mijn zwakste plek aan te vallen. Ik was een bangerik. Dat wist ik maar al te goed. En hij bracht mij in aanraking met een terreur, die ik niet voor mogelijk had gehouden. En net als Petrus was ik zwak.’

De Heere heeft hem niets verweten, maar getroost met de woorden: ‘Het geknakte riet zal Hij niet verbreken en de kwijnende vlaspit zal Hij niet uitdoven.’

‘Ieder dag die wij op aarde doorbrengen,

 moeten wij waakzaam zijn’

De oude geloofsgetuige verklaarde uiteindelijk: ‘Nu is er nog maar Eén Die ik vrees: God. Zolang ik niet tegen God zondig en Hem trouw blijf, heb ik niets te vrezen. Iedere dag die wij op aarde doorbrengen, moeten wij waakzaam zijn.’

4.4 Geestelijke leiding onder de wolkkolom

We willen steeds weer geestelijk onder de wolkkolom verkeren, onder de leiding van de Allerhoogste. We lezen erover in Ex.13:21-22, bij de woestijnreis van de Israëlieten: ‘De HEERE ging voor hen uit, overdag in een wolkkolom om hen de weg te wijzen, en ’s nachts in een vuurkolom om hen bij te lichten, zodat zij dag en nacht verder konden trekken. Onafgebroken ging de wolkkolom overdag en de vuurkolom in de nacht het volk voor.’

De wolk was het middel waarmee God het volk op de reis door de woestijn leidde en beschermde. Als een gelovige Israëliet onder de wolk verkeerde, wist hij zich veilig. Buiten de schaduw en het licht van de wolk was het onveilig en gevaarlijk. In de schaduw van de Almachtige was men beschermd tegen hitte en vijanden.

De Amalekieten vielen het leger in de achterhoede aan. In Deut.25:18 zegt Mozes dat Amalek daar de zwakken die achteraan liepen versloeg, die moe en uitgeput waren. Zo zullen ook de boze geesten zwakke plaatsen bij hun slachtoffers uitzoeken. Het is daarom ook belangrijk dat er een sterk biddend geloofsleven wordt beoefend. We lezen in Ex.17:9-13 dat er biddend in geloofsgehoorzaamheid werd gestreden tegen de Amalekieten. Dit gebeurde op de top van de heuvel door Mozes, die de staf van God omhoog moest houden. Aaron en Hur ondersteunden op den duur zijn handen. Zo overwon de krijgsoverste Jozua de Amalekieten. We kunnen de aanvallen van de boze geesten afslaan door de vleugels van het geloof en het gebed.

In Openb.12:14 lezen we dat aan de vrouw twee vleugels van een grote arend zijn gegeven, opdat zij zou vliegen in de woestijn, om buiten het gezicht van de slang te komen. Dat zijn de vleugels van geloof en gebed. Ik kom daar verderop nog op terug.

Onder de wolk is er een schaduw tegen de hitte en licht in de duisternis. Als je buiten de schaduw en het licht van de wolk leeft, verdroogt en verduistert je geestelijk leven. Dan blijf je dwalen en twijfelmoedig naar de goede weg vragen.

Onder de wolk is de aanwezigheid van God

en daar leer je vertrouwend volgen.

In de veilige armen van Jezus wordt het zwakke lam en het gewonde schaap genezen. Ben je vermoeid en belast? Vol twijfel? Rusteloos? Geestelijk uitgeput?
Kom dan in de aanwezigheid van een barmhartige Heiland en medelijdende Hogepriester. Jezus roept je toe: ‘Kom herwaarts tot Mij en Ik zal je rust geven.’

Ik denk dat de wolkkolom een goed beeld is van de geestelijke aanwezigheid en leiding van de Allerhoogste.

De heerlijkheid van de HEERE woonde op de berg Sinaï in de wolk (Ex.2416). Nadat de tabernakel in orde was gebracht, ‘bedekte de wolk de tent der samenkomst en de heerlijkheid van de HEERE vervulde de tabernakel’(Ex.40:34). In de verzen 36-38 zien we hoe ze verder door middel van de wolk werden geleid.

Heb jij ook een hart voor de zaak van koning Jezus? Zorg ervoor dat je gehoorzaam meeloopt onder de wolk, naar het beloofde land. Zorg er ook voor dat je hart helemaal in de wolk is. Dan ben je tevreden en gelukkig. Je mag dan meereizen met een volledig verzorgde reis naar het hemelse Kanaän. Je hoeft je slechts te houden aan Gods heilzame opdrachten.

4.5 Volg met je hart

In de volgende afbeelding zie je dat het hart onverdeeld onder de wolk verkeerd. Deze gelovige wil in de aanwezigheid van God zijn. Het is een eerlijke gelovige, een werkelijke discipel.

Een echte discipel is een leerling en volgeling van Jezus. Een discipel wil zoveel mogelijk leren en zoveel mogelijk volgen. Hij wil in de Wijnstok Jezus blijven, om daarin tot bloei te komen en veel vrucht te dragen. Hij wil zich daartoe laten corrigeren en snoeien door de hemelse Landman, de vader in de hemel. Je kunt hierover lezen in Joh.15. In Jezus blijven betekent onder de wolk verkeren, waardoor we worden geleid naar een land ‘vloeiende van melk en honing’.

Dan pas kunnen we een overwinnend gelovige zijn, die het beloofde land in bezit zal nemen. We vragen dan naar de wil van God. Zijn wil is dan onze wil geworden. Luther kon daarom schrijven: ‘Mijn wil geschiede’. Hij wist dat Gods wil ook zijn wil was geworden. Wil je een overwinnend gelovige worden, door de genade en kracht van God en tot Zijn eer? Denk dan goed na over de woorden van Jezus tot Zijn discipelen, in Joh.15:7-8: ‘Als u in Mij blijft en Mijn woorden in u blijven, vraag wat u maar wilt en het zal u ten deel vallen. Hierin wordt Mijn Vader verheerlijkt, namelijk dat u veel vrucht draagt en Mijn discipelen bent.’

Als je Jezus uit liefde volgt, ervaar je dat Zijn geboden niet zwaar zijn. We lezen in 1 Joh.5:3-4: ‘Want dit is de liefde van God, dat wij Zijn geboden bewaren; en Zijn geboden zijn niet zwaar. Want al wat uit God geboren is, overwint de wereld; en dit is de overwinning, die de wereld overwint, namelijk ons geloof.’ Als je gelooft in Jezus, de Zoon van God, mag je (door Hem) de wereld overwinnen (vers 5).

Je moet in de liefde van Jezus blijven. Probeer in het centrum van Gods wil te blijven, dan is je hart midden onder de wolk.

4.6 Wees niet dubbelhartig

Er zijn helaas veel christelijke jongeren en ook oudere gemeente leden die eigenlijk maar ‘onoprechte meelopers’ zijn. Zij hebben geen hart voor de zaak van koning Jezus. Zij lopen mee uit gewoonte, uit angst of uit oppervlakkige godsdienstige motieven. Dat zijn uiteindelijk ook ‘geestelijke losers’. Ze ontwikkelen een dubbele identiteit. Ze kennen een stiekem leven en een leven voor het zicht. Ze houden in het geheim zonden aan de hand, waarvan ouders en opvoeders niets (mogen) weten. Deze duistere geheimen kunnen ze bewaren in hun computerprogramma’s of ze zijn gereserveerd voor hun uitgaansleven. Het ontwikkelen van een zwart hart in het verborgene kan veel schade gaan opleveren in het vervolg van hun leven. De zonde zal steeds meer vat krijgen op onderdelen van hun leven.

Als je de zonde bewust toelaat, is dit als het openzetten van een sluisdeur. In het begin is het vaak nog wel te beheersen, maar als je de sluis verder openzet, wordt de stuwende stroom steeds sterker. Op den duur is er niet meer tegen te vechten en laat je het maar gaan. Je kunt niet meer zonder en het wordt een verslaving. Bezin je daarom als je er aan begint! Een oud gezegde leert ons: ‘Weersta de eerste beginselen (van het kwaad)’.

Het begint dus bij een christelijke jongere met het ontwikkelen van een dubbele identiteit onder de beschermende wolk van leiding en opvoeding. Bedenk voor jezelf: waar zal het me brengen? Welke schade zal het me (op den duur) opleveren?

In de volgende afbeelding zie je de ontwikkeling van het zwarte hart achter de zichtbare buitenkant van een jongere die nog meeloopt onder de wolk.

Als ze er in volharden, kunnen ze zich langzaam maar zeker uit de bescherming van God zondigen. We lezen in Hos.4:17 dat de HEERE spreekt: ‘Efraïm is vergezeld met de afgoden; laat hem varen.’ Je kunt dus door het moedwillig doorgaan in bepaalde zonden vallen in ‘het oordeel van de verharding’. Je wordt dan aan je eigen verkeerde keus overgelaten.

De Heilige Geest waarschuwt verschillende malen in de Schrift, dat we onze harten niet moeten verharden. Lees maar in Ps.95:7, Hebr.3:7-8 en Hebr.4:7. Misschien ben je ook een stiekem hart aan het ontwikkelen achter je computerscherm of op verborgen plaatsen. Niemand mag dit dan van je weten. In het begin spreekt je geweten nog wel, maar je probeert deze het zwijgen op te leggen. Als het geweten niet meer spreekt, ben je waarschijnlijk al buiten de directe bescherming van de wolk geraakt. Dwangmatigheid en verslaving krijgen dan steeds meer grip op onderdelen van je leven.

Het hart van een afdwalend christen kan al spoedig voor een groot deel in de wereld zijn en voor een kleiner deel in de kerk. Het hart is dan voor kleiner deel onder de wolk en een groter deel in de zondige wereld. In de volgende afbeelding zie je dan dat het hart dus ook voor het grootste deel zwart is.

De onoprechten van hart kunnen eigenlijk niet normaal meekomen met de gezonde gelovigen. Zij moeten steeds weer aangespoord en gecorrigeerd worden door meer radicale gelovigen. Het kan zijn dat ze door een wettische zweep moeten worden voortgedreven onder een juk van dienstbaarheid. Dit was dus ook het geval met de overgrote meerderheid van de Israëlieten in de woestijn. Velen verlangden weer naar de vleespotten van Egypte. Hun hart lag daar nog. Daarom kwamen ze om in de woestijn, zoals de vrouw van Lot buiten Sodom. Als je niet met een oprecht, toegewijd hart naar het hemelse Kanaän reist, is de kans groot dat je er nooit aankomt!

De dubbelhartige christenen zijn ook vaak de geestelijke twijfelaars. Als er veel twijfelaars zijn in een gemeente, kan dit liggen aan gebrekkige voorlichting en het prediken van de twijfelende, zwakke mens in plaats van het onvoorwaardelijk geloof in Jezus Christus. We moeten Jezus Christus, de grote Overwinnaar prediken en niet de steeds weer verliezende mens.

Dubbelhartige christenen zijn vaak ook twijfelaars 

Dubbelhartigheid betekent in veel gevallen ook onoprechtheid. Het kan ook liggen aan gebrek aan geestelijke kennis. Daarom is een goede, heldere prediking van uitermate groot belang!

We lezen in Jak.1:5-8: ‘En als iemand van u in wijsheid tekortschiet, laat hij die dan vragen aan God, Die aan ieder overvloedig geeft en geen verwijten maakt, en zij zal hem gegeven worden. Maar laat hij er in geloof om vragen en daarbij niet twijfelen. Immers, wie twijfelt, lijkt op een golf van de zee die door de wind voortgestuwd en op- en neergeworpen wordt. Want zo iemand moet niet denken dat hij iets ontvangen zal van de Heere. Hij is een dubbelhartig man, onstandvastig in al zijn wegen’ (Herziene Statenvertaling).

In het Grieks staat er: ‘een man tweezielig onbestendig’, in het Engels: ‘He is a double-minded man, unstable in all his ways.) Zo iemand is labiel en kan niet standvastig volgen. Hij is innerlijk verdeeld en gespleten van ziel. Het oudtestamentische ideaal was, volgens de Studiebijbel: ‘het ongedeeld zijn van hart en de volledige overgave aan God (Deut.18:13; Ps.18:24)’. In de Studiebijbel wordt verder verklaard bij ‘het onbestendig zijn in al zijn wegen’: ‘Dat kan worden weergegeven met ‘in heel zijn levenswandel’. Zo’n twijfelaar heeft geen innerlijke vastigheid en dat manco openbaart zich in zijn hele manier van leven.’

Jezus spreekt in de Bergrede ‘de reinen van hart’ zalig (Matth.5:8). Rein van hart betekent ‘oprecht en onverdeeld van hart zijn’ (Ps.24:4). Zij proberen niet God en de wereld tegelijk te dienen.

De genoemde onoprechte dubbelhartige christenen kunnen hun zonden en de wereld niet overwinnen. Dat zijn de geestelijke verliezers. Het zijn de besluiteloze meelopers met een zwakke wilskracht. Ze kunnen geen echte blijdschap en tevredenheid vinden in het geloof en meestal ook niet in de wereld. Het kunnen wettische, maar ook wereldgelijkvormige mensen zijn. Wie wil nu zo’n halfslachtige meeloper zijn? Kom aan, wees nu eens een radicaal toegewijd gelovige!

Word nu eindelijk eens een geheel toegewijd en overwinnend gelovige, waarin Jezus tot Zijn doel komt. Als Jezus het hoogste doel is in je leven, komt jouw leven tot Zijn doel.

Als Jezus het hoogste doel is in je leven,

komt jouw leven tot Zijn doel

Iemand die zich verder verhardt in de zonde zal uiteindelijk zich steeds meer verwijderen van de beschermende en leidende wolk. Je ziet dat op de volgende afbeelding.

4.7 Buiten de wolk is de gevarenzone

Deze afvallige bevindt zich in de gevarenzone. Hij verkeert eigenlijk al op het machtsgebied van de vorst van de duisternis. De overste van de afvallige wereld vindt nu een rechtsgrond in het hart en leven van deze afdwalende persoon. De boze geesten zullen zeker hun invloed laten gelden als je jezelf op hun grondgebied beweegt. Buiten de lichtende en verkoelende wolk ben je namelijk automatisch op het gebied van het rijk van de duisternis. Er is dan ook geen bescherming tegen de verzengende hitte en aanvallen van demonische Amalekieten. Je bent dan geheel  onbeschermd, zonder geestelijke wapenrusting en geestelijke leiding. Hoe lang zul je dan nog staande kunnen blijven in het krachtenveld van het kwaad? We zien op de volgende afbeelding welke duistere wolken er gewoonlijk op een afdwalend hart afkomen.

Gewoonlijk gaat het in deze weg van kwaad tot erger. De verleidingen worden steeds sterker en heviger. De verkeerde lusten worden meer en meer aangewakkerd. Dwangmatigheid en verslavingen winnen terrein. Teleurstelling, falen, angsten en boosheid zijn het gevolg. We zien het in onze tijd van verhevigde verleidingen steeds meer voorkomen dat jongeren hierdoor depressief of agressief worden. Door risicovol gedrag raken velen beschadigd. Het zijn vaak gevolgen van bovenmatig gebruik van alcohol en drugs.

Veel jongeren zijn buiten de beschermende wolk het slachtoffer geworden van emotionele beschadigingen en seksueel misbruik. Kom daarom niet op duistere plaatsen waar je beschadigingen kunt oplopen! Alleen al in Nederland hebben wel 100.000 mensen de diagnose ‘borderline’, wat veelal het gevolg is van emotionele en geestelijke beschadigingen. Het grootste deel bestaat uit jonge mensen, die beschadigingen hebben opgelopen beneden de 18 of 20 jaar.

Satan en zijn demonen hebben het vooral op de jeugd gemunt, omdat de gevoelige en opstandige periode van de puberteit ingangen biedt. Velen gaan dan op verkenning uit, terwijl ze zich keren tegen de waarden en normen van hun opvoeding. Velen trachten dan met het donkere hart te ontsnappen uit het beschermende keurslijf van de christelijke opvoeding. Ze beseffen dan nog niet dat de wolk juist vrijheid en een goede toekomst biedt, terwijl de duistere machten hen gevangen nemen in een poel van ellende en verderf. Vaak komen ze hier te laat achter.

Op de volgende afbeelding zie je dat demonische duistere wolken van dwang en geestelijke afhankelijkheid het ver afgedwaalde hart gaan omklemmen.

4.8 Kom (weer) onder de veilige wolk!

Gelukkig is de genade van God in Jezus Christus zo groot, dat afgedwaalde zondaren, ver van het vaderhuis, nog terug kunnen en mogen keren.

We lezen hierover in het Evangelie, in Joh.3:16: ‘Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet zal verderven, maar het eeuwige leven zal hebben.’

Het gaat hier over de zondige, van God vervreemde wereld (‘kosmon’). God laat Zijn reddend Evangelie komen tot afgedwaalde weglopers en onwetende heidenen.

Dit komt naar voren in het gezang van J. Buurman:

‘Gij die van God zijt afgedwaald, ver van ’t vaderhuis,

o weet, de poort blijft openstaan. Kom, o kom naar huis!

Kom naar huis! Kom naar huis! Zwerveling, kom naar huis!

Want steeds is er nog plaats genoeg, in het vaderhuis!’

Ben jij die zwerveling?

In de volgende afbeelding zie je dat er geloof en gebed komt vanuit een berouwvol en gebroken hart. Denk hierbij maar aan de verloren zoon (Luk.15). De weg naar het vaderhuis is dan spoedig gevonden. De vader stond al verlangend naar hem uit te zien. Toen hij in het zicht kwam, rende hij hem tegemoet en omhelsde hem, zo vies als zijn zoon ook was. Weet dan, terugkerende zwerveling, dat jij ook van harte welkom bent bij de hemelse Vader en bij de liefdevolle Heiland, Die juist zondaars nodigt, om samen met hen te eten.

Kijk maar naar de volgende afbeelding, waarin het symbolisch is afgebeeld.

Op de volgende afbeelding zie je dat het hart weer van harte onder de wolk is. Maar nu is het anders dan bij een eerdere afbeelding. Nu is de wolk een wolk van warmte, liefde en licht voor de oprechte gelovige. Hij wil nu gehoorzaamheid en hartelijk volgen. Niemand hoeft hem erbij te slepen of in het goede spoor te houden. Hij wil het nu zelf ook en moedigt door deze houding zelfs anderen aan om ook mee te gaan onder de wolk naar het beloofde hemelse Kanaän. Het is een blijmoedig volgen onder de heerlijke leiding en bescherming van de wolk.

De wolk symboliseert nu nog de geestelijke aanwezigheid van God in Jezus Christus.

Het ziet ook op de leiding van de Heilige Geest in ons leven. Wij worden zelfs door deze hemelse Trooster onder de wolk vertroost en bemoedigd. Kom ga met ons en doe als wij! Ga mee en nodig ook andere jongeren uit gehoorzaam te volgen!

4.9 Overwinning onder de wolk

Bij belangrijke hoogtepunten en opwekkende beginpunten in de geschiedenis van Gods kerk zien we de heerlijkheid en bijzondere aanwezigheid van de Heere verschijnen. De wolk of de blazende wind zijn daarbij kenmerkende symbolen, ook voor de rijke werking van de Heilige Geest. Het Hebreeuwse woord ‘rūach’ kan vertaald worden met wind, storm, adem of Geest (of geest).

Bij de inwijding van de tempel vervulde een wolk het huis des HEEREN (1 Kon.8:10). In vers 11 lezen we verder: ‘En de priesters konden niet staan om te dienen, vanwege de wolk; want de heerlijkheid des HEEREN  had het huis des HEEREN vervuld.’

Er was ook een wolk op het hoogtepunt van de verheerlijking van Jezus op de berg. We lezen hierover in Matth.17:5: ‘Ziet, een luchtige wolk heeft hen overschaduwd; en ziet, een stem uit de wolk, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon, waarin Ik Mijn welbehagen heb; hoort Hem!’

Een bijzonder hoogtepunt was de vervulling van de Heilige Geest op de Pinksterdag. In Hand.2:2 wordt ‘hierbij verhaald: ‘En er geschiedde haastig uit de hemel een geluid, gelijk als van een geweldig gedreven wind, en vervulde het gehele huis, waar zij zaten.’ Het was het geluid als van een geweldige windvlaag. Letterlijk uit het Grieks vertaald: ‘(Een) gedruis net zoals van (een) meeslepend waaien’. Het woord pnoē (wind) wordt in de Septuaginta gebruikt als een vertaling van het Hebreeuwse rūach.

In de opwekkingsgeschiedenis is dit een bekend verschijnsel. Ik geef nu eerst een aantal opwekkende historische gebeurtenissen door, waarin je kunt zien dat dit na de Pinksterdag nog kan worden ontvangen en ervaren. Deze opwekkende ervaringen ‘onder de wolk’ kunnen met vele worden uitgebreid. In onze tijd komen ze nog op vele plaatsen voor. Het begint meestel met een persoonlijke opwekking. Zoek er voor jezelf naar! Persoonlijke opwekking en geloofszekerheid maken ons sterk in de Heere Jezus Christus, om in de wapenrusting stand te kunnen houden. In de geloofvereniging met Jezus mogen we zelfs meer dan overwinnaars zijn.

4.10 De methodistische opwekking

Ik heb goede herinneringen aan de contacten die ik heb gehad met auteur Leen van Valen. Hij is een kenner en vertaler van de boeken van puriteinen. Hij beschrijft de levensgeschiedenis van de opwekkingsprediker  George Whitefield (1714-1770) in het boek  “Zijn akker was de wereld”. In dit boek beschrijft Van Valen een opmerkelijke  Pinksterervaring aan het begin van de methodistische opwekkingen in Engeland. George Whitefield, John en Charles Wesley maakten deel uit van de groep geestelijke vrienden van het Fetter Lane gezelschap.

L. J. van Valen schrijft: “Nieuwjaarsdag 1739 luidde een nieuwe periode in. De Fetter Lane Society kan vergeleken worden met de ge­meente van Antiochië, waarvandaan eenmaal de zendingswerkers werden uitgezonden en waar zij in het gebed werden opgedragen. Op de avond van deze dag was er een gebrui­kelijk “Love Feast” in de Fetter Lane, waar zestig broeders aanwezig waren.”

Ik heb zelf ook het getuigenis van John Wesley gelezen. Hij verhaalt: ‘Ongeveer om drie uur in de morgen, toen wij volhard­den in vurig gebed, kwam de kracht van God machtig over ons, zó, dat velen het uitschreeuwden van bovenmatige vreugde en velen op de grond vielen. Zodra wij een weinig bekomen waren van de schrik en de verbazing bij de tegenwoordigheid van Zijne Majesteit, riepen we samen uit: “Wij prijzen U, o God; wij erken­nen, dat Gij de Heere zijt.” Wesley merkt op over die tijd, dat soms gehele nachten in het gebed werden doorgebracht.

Hij getuigt: “Vaak werden we met nieuwe wijn vervuld, en vaak werden we overweldigd door de goddelijke tegenwoordig­heid.” Wesley beschrijft het als een uitstorting van de Heili­ge Geest en Whitefield heeft van deze eerste dagen van januari ver­klaard, dat ze “een waar Pinkste­ren” waren. Hij had daarbij de vaste overtuiging dat God gereed stond om grote daden te gaan doen. Dat is overduidelijk gebleken!

Na persoonlijke opwekking en opleving zijn de methodisti­sche predi­kers in de achttiende eeuw ge­bruikt voor krachtige opwek­kin­gen.

Door de prediking van Whitefield en de Wesleys zijn duizenden tot bekering gekomen en ontstond er uiteinde­lijk een groot kerkgenootschap. De Heere God heeft de metho­dis­tisch-calvi­nistische opwekkings­prediker George Whitefield wel op een heel bijzondere wijze willen gebruiken tot eeuwig heil van duizen­den. Hij preekte zelfs in de open lucht voor tien­duizen­den mensen tegelijk. Hij verkondigde het Woord van God voor groe­pen die opliepen tot 50.000 en meer. Ook John Wesley sprak in de open lucht soms tot menigten van 40.000 tot 50.000 zielen. En de prediking droeg door Gods genade rijke vrucht!

4.11 Opwekkende ervaringen van Andrew Murray  

Andrew Murray (1828-1917) is de bekende gereformeerde prediker en schrijver uit Zuid-Afrika. Hij heeft in een geleidelijke weg steeds meer geestelijke vervulling en kracht van de Heilige Geest ontvan­gen. Daarbij mocht hij een opwekking meemaken.   Op zekere dag was hij met een zendeling in ge­sprek. Schrijver J. du Ples­sis citeert hem in ‘Het leven van Andrew Murray’ (Kaapstad 1920). Andrew geeft ons door: ‘Terwijl wij met elkaar spraken, en hij mijn ernst aanschouw­de, zei hij:

‘Broeder, onthoud, dat als God een verlangen in uw hart legt,

Hij dat ook vervullen zal.’

Dat heeft mij gehol­pen: ik dacht er honderdmaal aan. En ik wil hetzelfde zeggen aan u, die in het moeras van hulpeloosheid en twijfel rond­spartelt. Het verlangen, dat God u in het hart legt, dat zal Hij vervullen. Zo heeft mij de Heere geleid, totdat ik door Zijn genade tien of elf jaar te Bloemfontein gestaan had. Toen bracht Hij mij naar een andere gemeente te Worcester, omtrent de tijd, dat God Zijn Heilige Geest in Amerika, Schot­land en Ierland zo ruimschoots uitstortte.

Toen ik in 1860 zes maanden in die gemeente gearbeid had, gaf God een genadige uitstorting van de Geest aldaar, in verband met mijn prediking, vooral toen ik mij op het platteland bewoog, en ik ontving zelf een onuitsprekelijke zegen.’

In Worcester begon het op een zondagavond in een kleine zaal, waar ongeveer 60 jonge mensen bijeen waren. Ds. J.C. de Vries leidde de samenkomst. Een kleurlinge van ca. 15 jaar kreeg toestemming om ook een lied op te geven en te bidden. Drie of vier anderen hadden dit al eerder gedaan. De kleurlinge ‘bad met ontroerende klanken’.

Ds. De Vries verhaalt ons verder: ‘Terwijl ze bad was het of we in de verte een geluid hoorden dat steeds dichterbij kwam, tot de zaal leek te wankelen. Op één of twee uitzonderingen na begon de hele vergadering te bidden, de meesten hoorbaar, maar sommigen fluisterend. Niettemin was het geluid dat de menigte maakte, oorverdovend. Een gevoel dat ik niet kan beschrijven nam bezit van mij. Zelfs nu, 43 jaar na deze voorvallen, gaan de belevenissen van die onvergetelijke avond als een ontroerend vergezicht aan mijn geestesoog voorbij. Ik voel nu hetzelfde als toen, en ik kan niet nalaten om mijn stoel naar achteren te schuiven en de Heere vurig te danken voor Zijn machtige daden.’

Andrew Murray, die later binnenkwam, maande de menigte tot stilte. Het bidden ging echter gewoon door. Daarna riep hij luid: ‘Mensen, ik ben jullie dominee, van God gezonden! Stilte!’ Maar het lawaai was niet tegen te houden. Niemand hoorde hem, maar ze gingen allemaal door met bidden en roepen tot God om genade en vergeving.

Daarna werden elke avond bidstonden gehouden, waarbij ze op den duur allen weer hardop gingen bidden. Dit was zeker niet gewoon in de Nederduits Gereformeerde Kerken in die tijd.

Honderden mensen stroomden van buitenaf toe naar het dorp om mee te doen. Op de eerste zaterdagavond in een grotere vergaderruimte was Andrew Murray de leider. Na het Bijbellezen en enkele opmerkingen erover door Murray, mochten anderen bidden. Daarbij hoorden ze weer hetzelfde geluid in de verte. Het kwam steeds dichterbij en ineens was de hele zaal weer aan het bidden.

Andrew Murray wilde weer tot orde manen en de mensen kalmeren. Een vreemdeling, die eerst bij de deur stond, raakte de 32-jarige Andrew zachtjes aan en zei in het Engels: ‘Ik denk dat u de predikant bent van deze gemeente. Wees voorzichtig met wat u doet, want het is de Geest van God die hier aan het werk is. Ik kom net uit Amerika, en dit is precies wat ik daar beleefd heb.’ Dit bracht een keerpunt teweeg in het geestelijke denken en leven van Andrew Murray. De rest van zijn lange leven mocht hij daarna meer intens wandelen in de Geest, waar hij zo naar verlangt had en waar hij zo voor gebeden had.

4.12 Opwekking onder de Zoeloes

Erlo Stegen beschrijft in het boekje ‘Opwekking onder de Zoeloes’ ook de occulte toestand waarin dit negervolk in Zuid-Afrika verkeerde. Je kunt dit nog uitgebreider lezen in andere boeken over de zeer opmerkelijke wonderen van God onder de Zoeloes, vanaf het begin van de opwekking in 1966. Het wemelde er voor die tijd van toverdokters, tovenaressen en bezetenen (met allerlei kwalen). Er waren ook heksenscholen. Het boekje geeft ons een helder beeld van het machtige werk van God in een occulte, puur heidense samenleving.

Erlo Stegen kreeg een roeping om zending te bedrijven onder de Zoeloes. Het heeft hem, vooral in het begin, veel moeite, beproeving en teleurstelling bezorgd. Voor de opwekking begon, was hij er al twaalf jaar zendeling, terwijl er zeer weinig vrucht was te zien op zijn bediening. Hij heeft moeten leren dat het niet door onze eigen kracht en door ons godsdienstige geweld zal geschieden, maar door de Geest van God (Zach. 4:6). Dat is natuurlijk ook een les voor ons!

Toen Erlo aan het eind van zijn godsdienstige activiteiten was gekomen en God hem schuldig, nederig en afhankelijk had gemaakt, kwam de Heilige Geest met het opwekkende werk van God, zoals bij de Pinksterdag.

In de ruimte waar zij waren kwam er plotseling ook het geluid als van een krachtige wind.

De Geest van God kwam niet alleen over die plaats, maar ook over de hele streek.

De mensen werden hierdoor naar de gelovigen toe gebracht. De eerste die kwam was een tovenares, die 7 kilometer verderop woonde en een heksenschool leidde. Ze gaf in haar nood te kennen: ‘Ik heb Jezus nodig. Kan Hij mij redden? Ik ben gebonden met ketenen van de hel. Kunt u deze boeien losscheuren?’ De Heilige Geest had haar op de juiste plaats gebracht. Ze uitte zich verder: ‘Als Jezus mij nu niet redt, dan sterf ik vandaag nog en ga ik naar de hel.’ Ze wilde haar zonden belijden en door Jezus worden bevrijd van de boze geesten, die ze zelfs met name noemde. De christenen zongen daarop het volgende Paaslied:

‘Hij is opgestaan, Jezus is de machtige Overwinnaar.

Hij overwon de duivel.

Hij rekende voorgoed af met zonde en dood.

We hoeven niets te vrezen.

Hij heeft de prijs betaald met Zijn eigen bloed!’

Op een zeer opmerkelijke wijze is deze tovenares bevrijd van wel 300 sterke demonen. Zij verdedigden zich door vanuit de vrouw te roepen: ‘Wij zijn 300 sterke krijgslieden en zullen deze persoon niet verlaten.’ Na haar bevrijding riep ze uit, met een hemelse glans op haar gezicht en in haar ogen: ‘O, wat heerlijk, Jezus heeft me bevrijd. Jezus heeft deze ketenen van de hel verbroken!’

Na deze heks kwamen de toverdokters, daarna de bezetenen. Zo waren de gelovigen twee maanden lang dag en nacht bezig in het heerlijke, bevrijdende werk van God.

Erlo Stegen verhaalt ons: ‘En de mensen bleven toestromen. Wij hoefden maar voor het huis te gaan kijken, op welk uur van de dag, op welke dag van de week dan ook, altijd stonden er honderd of tweehonderd mensen te wachten. Verstokte zondaars huilden als kleine kinderen. ‘Wat is er met jullie aan de hand?’ vroegen wij. ‘Wij zijn zondaren!’ De Geest van God had hen overtuigd van zonde, van Gods gerechtigheid en hun ongerechtigheid. Het leek net of de dag des oordeels was aangebroken.’

Bij sommigen was het zondebesef zo diep, dat ze niet konden geloven dat Jezus hun zonden kon vergeven. Zij wilden hun zonden één voor één en met name noemen. Maar dan brak gelukkig ook plotseling het licht door en konden ze de vergeving van hun schuld aanvaarden. Met een stralend gezicht en grote blijdschap verlieten ze de plaats waar ze huilend waren aangekomen.

God is groot! Achteraf mogen wij Zijn wijze wegen bewonderen en Hem aanbidden!

In het Zoeloegebied is een groot zendingswerk ontstaan. De hoofdzendingspost is in Kwa Sizabantu (vertaald: ‘de plaats waar mensen hulp vinden’).

4.13 Opwekking onder gangsters in New York

Ds. David Wilkerson kwam in 1958 naar New York om het Evangelie te verkondigen aan de gangsters van de jeugdbendes. In zijn boek ‘Het kruis in de asfaltjungle’ beschrijft hij zijn ervaringen met deze jongeren en dan vooral zijn ontmoetingen met Nicky Cruz. Deze beruchte gangsterleider van de Mau Mau was bezet met demonen. De ouders van Nicky waren spiritisten en verdienden hun brood met het uitwerpen van duivelen. Zij woonden in op het eiland Portorico. Hij is op 8-jarige leeftijd door zijn moeder weggezet als een zoon van satan. De occulte vloek, gebondenheid en bezetenheid door de geest van haat is over hem gekomen. Hij beschrijf zijn jonge leven en zijn bekering in het boek ‘Ik zal nooit meer huilen.’

David Wilkerson heeft kans gezien om heel wat vijandige gangstergroepen bij elkaar te krijgen in een grote samenkomst in de St. Nicholas Arena. In deze schouwburg in New York dreigde er tijdens de toespraak van Wilkerson een gewapend conflict uit te breken. David had over ‘elkaar liefhebben’ gesproken, maar dat was verkeerd gevallen bij de gangsters. De zaal was geladen met haat. David boog zijn hoofd en gaf de leiding uit handen.

Hij bad: ‘All right, Jezus, er is niets meer wat ik kan doen. Ik heb deze jonge mensen hier uitgenodigd en nu zal ik opzij gaan staan. Kom Heilige Geest. Als U de harten van deze jongens en meisjes wilt aanraken, dat zal dat alleen kunnen door Uw tegenwoordigheid. Ga Uw gang, Heer, ga Uw gang.’ Hij stond daar wel drie minuten met gebogen hoofd. Nicky Cruz, die van voren zat, zag hem zo staan bidden.

Hij verhaalt: ‘Ik stond stil en zag mezelf. Rondom was het een gekkenhuis. Hier stond deze magere man, onbevreesd te midden van al dit gevaar. Waar haalde hij de kracht vandaan? Waarom had hij geen angst zoals ieder van ons? Ik voelde me beschaamd en verward. Het enige wat ik van God wist, was datgene wat ik van deze man gezien had.’

Zijn vriend Israël had de jongeren intussen rustig gekregen. Na drie minuten was het in de arena volkomen stil en zagen de jongeren de prediker daar staan. David bad door: ‘O, Heer, leg beslag op de hele zaal.’ Ze kwamen in de aanwezigheid van God.

Nicky Cruz vertelt ons verder: ‘Wilkerson begon weer te spreken. Hij zei iets over berouw over je zonden en sprak over vergeving. Ik was onder de invloed van een kracht die miljoenen malen sterker was dan die van welke verdovende middelen ook. Ik was niet langer verantwoordelijk voor mijn bewegingen, daden of woorden. Het was of ik door de wilde stroom van een snelle rivier werd meegesleurd. Ik had de kracht niet om te weerstaan. Ik begreep niet wat er in mij plaats vond.

Israël snoot luidruchtig zijn neus. Achter mij hoorde ik mensen schreien. Er waaide iets door deze overvolle arena als een wind die door de toppen van de bomen ruist. Zelfs de gordijnen opzij van het podium ritselden, alsof ze door een geheimzinnig adem bewogen werden.

David sprak weer: ‘Hij is hier. Hij is in deze zaal. Hij is speciaal voor jou gekomen. Als jij je leven veranderd wilt zien, is nu het ogenblik gekomen.’ Met autoriteit riep hij toen uit: ‘Sta op, zij die een nieuw leven willen beginnen, zij die Jezus Christus willen aannemen en zich willen bekeren – sta op! Kom naar voren!’

Nicky en meer dan vijfentwintig Mau Maus beantwoordden de oproep. Daarbij kwamen nog vijftig jongens uit andere gangstergroepen. In een aparte ruimte huilde Nicky voor de eerste maal sinds zijn kinderjaren in Portorico. Toen David zijn hand op het hoofd van Nicky legde en voor hem bad, kwamen er nog meer tranen. Schaamte, berouw en blijdschap over zijn redding vermengden zich in zijn hart.

David moedigde de huilende Nicky aan: ‘Ga maar door, Nicky, huil maar door. Gooi het voor God neer. Roep Hem aan. Zeg het Hem maar.’ Nicky bad: ‘Oh God, als U mij lief hebt, kom dan in mijn leven. Ik ben het weglopen zo moe. Kom in mijn leven en verander het. Verander het alstublieft.’ Nicky verhaalt ons verder: ‘Dat was alles, meer wist ik niet te zeggen. Maar ik had het gevoel alsof ik werd opgenomen en naar de hemel vloog.’ Hij werd gedompeld in liefde en geluk.

David las uit de Bijbel: ‘Indien iemand in Christus is, die is een nieuwe schepping, het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen’ (2 Kor.5:17). Dit was ook met Nicky gebeurd. Zij vrees en angsten waren weg. Al zijn haat was weg.

Hij getuigt: ‘Ik had God lief… ik had Jezus Christus lief… en iedereen die bij me was. Ik had zelfs mezelf lief.’ Die avond knielde hij voor zijn bed en wierp zijn hoofd achterover. Hij bracht dankbaar naar buiten: ‘Jezus… Jezus… ik dank U, Jezus… dank U.’ Hij was niet bang meer voor de nacht. Hij sliep negen heerlijke uren. De nachtmerries waren verdwenen.

4.14 Gezegende kampen in 1993

Ik geef nu mijn persoonlijke ervaringen door van een geestelijke opleving onder jongeren. Deze wonderlijke belevenis zie ik als een genadig handelen van God, waarbij wij symbolisch ook mochten verkeren onder de wolk, waarin de rijke tegenwoordigheid van God duidelijk werd ervaren. Ik heb er ook een uitgebreider verslag van gemaakt (op een internetsite).

In 1993 waren er twee zegenrijke reformatorische gezinskampen in Heeze en Someren. Er was een goede onderlinge saamhorigheid. We konden het op geestelijk gebied samen goed vinden.

Ik was zelf tot dinsdag geestelijk nog niet zo actief. Het leek wel alsof ik nog wat moe en ingezonken was na een vermoeiend schooljaar. Doordat ik meer bezig was met het zoeken naar een persoonlijke opleving, had ik nog te weinig aandacht voor anderen. Op dinsdagavond kwam Nassim bij me, om te vertellen dat hij een goed geestelijk gesprek had gehad. Hij is momenteel actief als zendingspiloot. Het was alsof ik daardoor ineens wakker werd geschud uit mijn wat passieve gedrag. Ik besefte het: ik moet ook met iemand gaan praten. Ik ben hier ook voor anderen. Met die gedachte ging ik één van de gebouwen binnen.

Daarbinnen kwam juist een jongen van de trap naar beneden. Hij wilde graag met me praten over het geestelijk leven. Hij had last van twijfel en verlangde naar een opleving. We gingen al pratend naar buiten. We keken buiten uit over een wei, met aan de overkant hogere bomen. We hebben samen gebeden om de werking van Gods Geest. De jongen bad: ‘Zegen anderen, maar ook mij!’  We baden om de komst van de Heilige Geest, om ‘de noordenwind en zuidenwind’ (Hoogl. 3:16).

Ik ervoer daar de aanwezigheid van God. Openb.3:20 kwam in mijn gedachten. We lezen daar: ‘Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.’ Wij spraken samen over deze tekst. Op geestelijke wijze kwam het mij voor dat Gods aanwezigheid was te merken tot in de bomen van de natuur. Er waaide een wind door de toppen. Ik dacht aan het geruis door de toppen van de moerbeziënbomen (Ps. 85:7).

Ik kreeg een bijzondere verwachting van zegen in mijn hart.  Daarna ben ik terug gelopen naar het gebouw. Daar kwam een jongen en meisje tegen. Het meisje was onder geestelijke indrukken en huilde hartstochtelijk. Ze wilden met me praten over het geestelijk leven. We zijn samen naar buiten in het donker gelopen. Ik heb met hen over openb.3:20 gesproken. Later hoorde ik dat er een vrouw op het kamp die avond of nacht met Openb.3:20 bezig was en heeft gebeden.

De volgende morgen waren er de Bijbelstudies en was er het jeugd- en kinderwerk. Ik had Nassim niet meer gesproken. Hij was als medewerker aan de beurt om met gebed in de tienerclub te eindigen. Hij haalde tijdens zijn gebed Openb.3:20 aan. Enkele medewerksters werden daardoor geestelijk aangeraakt. Ze gingen huilend naar een plaats om te bidden. Er kwam een wonderlijke beweging onder de jongeren van het kamp. Ook ouderen werden er door geroerd.

De zegen zette zich voort in deze week. In die week kwam er ook een spreker voor de twee kampen tegelijk: evangelist T. Vanhuysse uit Tongeren. Zijn toespraak werd gezegend. De geestelijke opleving kwam ook in het gezinskamp Someren.

Na de twee zegenrijke zomerkampen hadden we van vrijdagavond 22 oktober t/m maandagmorgen 25 oktober 1993 een jongerenkamp te Hengstdijk in Zeeuws Vlaanderen. Het is gehouden Ik denk dat er wel zo’n 100 deelnemers waren. Ze kwamen vanuit verschillende plaatsen uit het land, veelal studenten, vanaf 16 jaar en ouder. Ik ben nog dankbaar dat ik er (het grootste deel) bij mocht zijn. Op zaterdag was er een toespraak van ds. T. van Stuyvenberg. Ik ervoer het kamp als een vervolg op het gezinskamp en had ik veel verwachting van de zegen van God.

Op zondagmorgen wilden de organisatoren aanvankelijk een kerkdienst bij ds. L. Huisman in Terneuzen bijwonen, maar die was in Zuid-Afrika. Toen zijn we maar naar een kleine Gereformeerde Gemeente in Axel gegaan. Daar was het leesdienst.

Er waren misschien maar ca. 50 kerkgangers in deze gemeente (die inmiddels is opgeheven). De enige ouderling aldaar was van te voren op de hoogte gesteld van onze komst. Hij wilde daarvoor een andere preek lezen, maar toen hij hoorde dat er zo’n 100 deelnemers van een jongerenkamp op bezoek zouden komen, is hij op zoek gegaan naar een andere preek.

Hij pakte een boekje (ik denk uit de serie ‘De Zaaier’), keek er in en werd bepaald bij een preek van ds. J. Van Haaren over Openb. 3:20: ‘Zie, Ik sta aan de deur, en Ik klop; indien iemand Mijn stem zal horen, en de deur opendoen, Ik zal tot hem inkomen, en Ik zal met hem avondmaal houden, en hij met Mij.’

Hij besloot deze preek te lezen.

Openb. 3:20 had al zoveel uitwerking gehad tijdens de zomerkampen… en de Heere gebruikte deze tekst weer op een bijzondere, zegenrijke wijze!

De heldere in indringende uitleg van deze tekst in de preek maakte inderdaad diepe indruk op de jongeren. Er kwam een onweerstaanbaar diep besef van een kloppende Jezus aan de deur van het hart.

Vanuit de grondtaal kun je opmaken dat Jezus steeds maar blijft kloppen aan de deur van het hart. De aandrang was zo groot bij de jongelui, dat ze er niet meer onderuit konden: ze moesten de deur openmaken!

Toen ontbrandde er een heftige innerlijk strijd bij velen van hen: ze moesten de deur openmaken, maar ze konden het niet! ‘Te moeten en niet te kunnen’ is een reformatorische gedachte. De klem mag er niet worden afgehaald. Als het door de Heilige Geest wordt gewerkt, kun je er ook niet meer onderuit…

Toen we weer op het kampoord waren teruggekeerd, bleken velen in een bekeringsstrijd te zijn. Ze gingen naar hun slaapplaatsen om in tranen te bidden en te smeken. Ik zag het om me heen gebeuren.

Een jongen kwam innerlijk diep geroerd bij me. Hij wilde gered worden. Aan de ene kant wilde hij alleen bidden, maar hij had ook behoeften aan ‘reddende woorden’. Ik zag hem als iemand die zijn handen uitstrekte tot de verlossing in Jezus Christus, maar dat hij er niet bij kon; zijn geestelijke armen van het geloof waren te kort. Hij moest geloven, maar kon niet geloven. Ik besefte dat de Heere hem dit alleen kon geven…en dat het alleen door het bloed van Jezus kon.

Teksten over het bloed kwamen mij voor en ik gaf ze hem door. Ik zei hem, dat als God het bloed zag, Hij aan hem zou voorbijgaan, zoals bij het bloed op de deurposten in Egypte (Ex. 12:13).

Eerst was hij in tranen en strijd bij mij gekomen, maar plotseling ging hem het licht op…en zover ik het mij nog herinner, riep hij het uit: ‘Ik zie het… het bloed…!’ Ik kon het gelijk aan hem zien: wat een blijdschap kwam er ineens op zijn gezicht!

Overal om me heen zag ik biddende, wenende en smekende jongeren om redding. De deur tot Jezus moest voor hen geopend worden! Dit bleef geruime tijd doorgaan. Er heerste een enorme ernst. Soms vonden jongeren verlichting en getuigden er van, om een tijdje erna weer te gaan bidden om redding, omdat ze werden aangevallen door satan en door twijfel. Ze konden dan meer niet geloven dat het echt was… en het gevoel van de redding was weer verdwenen. Ik merkte dat de duivel en zijn demonen actief waren. Wij hadden als ouderen gesprekken met ze en baden met verschillende jongeren, die in strijd waren. Voor zover ik opmerkte baden ook jongeren met en voor elkaar.

Ik denk dat deze situatie wel uren doorging. Ik herinner me een student, die buiten zat. Hij riep in vertwijfeling uit: ‘Mijn verstand zit in de weg, mijn verstand zit in de weg.’ Hij wilde wel gered worden, maar kon niet begrijpen dat dit zomaar kon, van het ene op het andere moment. Dit kan meer voorkomen bij studenten. Het is ook geen kwestie van verstand of begrijpen; het gaat over en volkomen overgave van het hart. Daarna ging de student een bosje in om daar te bidden.

Ik had toen ook een langer gesprek met een studente, waar ze thuis niet eens naar de kerk gingen, maar in de eigen woning preken (ik denk van ds. Paauwe) lazen. Zij wantrouwde de gang van zaken en de geestelijke beroering onder de jongeren. Zij kon niet geloven dat dit ‘echt was’, of zo hoorde. Ze was echter wel bezig met de redding van haar eigen ziel. Ik kon haar niet overtuigen. Ik besefte dat God het haar wel kon geven.

Wij waren ’s avonds weer in het gebouw. Op verschillende plaatsen waren er nog steeds jongeren met Gods Woord bezig, aan het praten, zoeken en bidden. Ik was eerst nog boven bij de jongeren. Wij gingen daarna als ouderen naar beneden. Op de trap zag ik al dat er iets heel bijzonders aan de hand was.

Beneden zag ik wel 40 of meer jongelui dicht bij elkaar bidden, huilen en smeken. De jongste deelnemer, van zo’n 16 jaar, bad in zijn nood hardop. Iedere keer dat heeft weer iets smeekte, hoorde ik de anderen daarin meegaan en zelfs kreunen om redding. Het leek wel alsof ik droomde. Ik moest mezelf er gewoon van overtuigen dat dit toch echt was. Wij gingen er als ouderen omheen staan, in onszelf meebiddend voor de redding van deze jongeren. Wij hadden zoiets nog niet meegemaakt en beseften dat de Heilige Geest aan het werk was. We lieten het verder maar komen, zoals het kwam…

Plotseling kwam een grotere jongen vol blijdschap overeind en riep uit: ‘Gelooft zij God met diepst ontzag!’

Daarna kwamen er meer jongeren tot licht of tot geloof! Er waren er, denk ik, wel enkele tientallen die er vrede en de nabijheid van God hebben ervaren.

Ook het meisje uit het gezin van de thuislezers had een geestelijke, bevrijdende ervaring. Er werd nog doorgegaan tot diep in de nacht.

De volgende dag waren er nog in geestelijke nood. Er werd intensief voor hen gebeden. Het was echter niet meer zo zoals op zondag. We beseften op deze maandagmorgen, dat de Heilige Geest het Zelf moet doen, en dat wij het niet door eigen gebedskracht tot stand konden brengen. Ik hoop dat sommigen later nog tot geloof zijn gebracht en gekomen.

Het afscheid was ontroerend. Ondanks het feit dat we er een behoorlijk aantal van tevoren niet kenden, leek het net alsof wij een hechte familie waren geworden. Een aantal van hen heb ik later kunnen volgen. Ze zijn standvastig gebleven en op gebied van Bijbelstudie, evangelisatie en zending tot in het buitenland actief gebleven. Het zijn toegewijde christenen geworden.

4.15 Opwekkende ervaringen onder jongeren in 2009

Persoonlijk was ik aanwezig op 7 november 2009 op een jongerenbijbelstudie in Zeeland. We waren met ca. 60 jongeren. Het ging onder meer over de tekst: ‘Ik ben de HEERE, Uw God, Die U uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb’ (Ex.20:2). Tijdens het zingen vooraf werd al door meerderen ervaren dat de Heere in ons midden was. Wij merkten dat we geestelijk gezien als het ware al ‘onder de wolk’ verkeerden. Dit leg ik dus uit als de aanwezigheid van de Heere. De Heilige Geest was aan het werk onder ons. Een meisje werd er zo door geraakt dat een collega haar apart nam om samen met anderen voor haar te bidden. Zij stond (samen met anderen) open voor het Evangelie. Ze was zichzelf niet meer en wist niet hoe ze het had.

Wij zingen veel Bijbelgetrouwe liederen over de Heere Jezus. Ik besef dat Hij het verlossende werk heeft gedaan en nog doet, door de werking van de Heilige Geest. Wij dienen daarom Hem, in al Zijn schoonheid en heerlijkheid, aan de jongeren voor te stellen, ook in de liederen die wij zingen.

We gingen na de inleiding daarna in kleinere Bijbelstudiegroepjes. Er was een groep die deze avond veel langer doorging dan de bedoeling was. Een meisje in deze groep mocht zien op het bloed van de Heere Jezus, als zijnde op de posten van haar hart gestreken. Na lange tijd van zoeken en twijfelen mocht haar geloofsoog hiervoor opengaan.

In mijn groep hadden we het over de wolkkolom en de vuurkolom, vanuit Ex.13:17-22. Wij ervoeren ons daarbij geestelijk ook in de aanwezigheid van de Heilige Geest. Samen met een andere leider waren we bij elkaar met een groepje jongeren van ca. 12 jaar. De nood van mensen die nog onbekeerd en zonder Jezus waren, werd de nood van deze jonge tieners. Ze begonnen sterk te verlangen naar de verlossing in Jezus. Er ontstond een innerlijke strijd om tot Hem te mogen komen, terwijl ze het niet uit zichzelf konden of niet wisten hoe het moest. Er kwam een innige ontroering, met veel tranen. We hebben toen samen gebeden, terwijl in het gebed de Heere Jezus werd voorgesteld in Zijn offer en Zijn liefelijke nodiging tot hen. Ik denk dat er wel zo’n 10 jongeren een aanraking ervoeren, die de meesten nog niet zo hadden meegemaakt. De meesten waren er voor het eerst en zijn daarna de Bijbelstudies blijven volgen.

Jezus in ons midden

 als we in Zijn Naam bij elkaar zijn

4.16 De geestelijke aanwezigheid van Jezus

Dr. D. Martyn Lloyd-Jones schrijft in zijn boek “Toon mij nu Uw heerlijkheid” ook over het ontvangen van bijzondere opwek­kende ervaringen. We lezen op blz.94: “Dat kunnen we vinden in de geschiedenis over de opwekkingen. We lezen er over mensen, die praten over hun gemeenschap en hun ontmoetingen met God en de Heere Jezus Christus, over Zijn aanwezigheid en de blijken van Zijn liefde. Zij werden overstelpt door het gevoel dat de Heere Jezus zeer nabij was en zij werden vervuld door Gods heerlijkheid en liefde. Dat komt u tegen in de levens van mensen als Jonathan Edwards en, zoals ik al herhaaldelijk gezegd heb, in het leven van christenen die tot allerlei verschillende kerkgenootschappen behoorden. We komen dat tegen bij Whitefield, bij Wesley, bij mannen als Finney en Moody en zoveel andere heiligen.”

We hebben het onfeilbare woord van Jezus in Matth.18:20, waarin Hij ons belooft: ‘Want waar twee of drie in Mijn Naam bijeengekomen zijn, daar ben Ik in hun midden.’ Als we in Zijn Naam rondom Gods Woord vergaderd zijn, is Hij dus werkelijk Aanwezige. Wij moeten dit dan ook de andere personen in de groep duidelijk voorhouden.

Door het geloof mogen we daarbij de zegen van Hem verwachten! We lezen in Jes.55:11 van het Woord van God, dat het niet ledig tot Hem zal weerkeren, maar dat het zal doen wat Hem behaagt, en het zal voorspoedig zijn waartoe Hij het zendt. In de Dordtse Leerregels, H3 en 4, art.8, lezen we: ‘Doch zovelen als er door het Evangelie geroepen worden, die worden ernstig geroepen. Want God betoont ernstig en waarachtig in Zijn Woord, wat Hem aangenaam is; namelijk, dat de geroepenen tot Hem komen. Hij belooft ook met ernst allen, die tot Hem komen en geloven, de rust der zielen en het eeuwige leven.’

Door de kracht van het Evangelie moeten God en Jezus realiteit voor ons worden. Het moet werkelijkheid voor ons worden en we moeten komen tot een relatie met Jezus. In de verkondiging moet Jezus ons voor de ogen worden geschilderd, als zijnde onder ons gekruisigd (Gal.3:1).

In de verkondiging van het Evangelie moet Jezus voor ons worden uitgetekend. Hij moet openlijk worden afgekondigd (openly displayed upon His cross). Paulus predikte daarom ook ‘Jezus Christus, en Die gekruisigd’. Hij schrijft duidelijk in 1 Kor.2:2: ‘Want ik heb niet voorgenomen iets te weten onder u, dan Jezus Christus, en Die gekruisigd.’

Jezus moet binnen onze bijbelstudiegroepen ook worden voorgesteld als de Aanwezige. Het Evangelie onvoorwaardelijk tot jou.

In het gebed mag je Hem dan uitschilderen als de Gekruisigde, Die met uitgestrekte armen in het Evangelie voor ons staat. Hij nodigt je uit, door zo Zijn liefde aan je te laten zien. Je hebt Zijn verzoenend bloed nodig! Hij biedt het je in het Evangelie aan. Kun je zonder schaamte en schuldgevoel kijken in de ogen van een bloedende Jezus? Word door Zijn onuitsprekelijke en onweerstaanbare liefde jouw liefde niet opgewekt? Je moet jezelf in alle ernst afvragen: ‘Ben ik gewassen in het bloed van het Lam?’

Op 28 november 2008 had ik een Bijbelstudiegroepje van 11 jongeren van ca. 12 jaar. Een leider had een inleiding gehouden over onder meer de tekst uit Openb.3:20:

‘Zie Ik sta aan de deur en Ik klop…’

Daarna had ik ze apart in mijn groep. Er waren meer dan 70 jongelui aanwezig, verspreid in Bijbelstudiegroepjes met leiding.

In de huiskerken in China kennen ze de gewoonte dat ze een lege stoel in de kring hebben. Dit ziet er dan symbolisch op dat Jezus in het midden is. Het is immers zijn belofte, dat waar twee of drie in Zijn Naam vergaderd zijn, Hij in het midden is. Ik heb dit hun verteld en er werd een lege stoel bij geplaatst. Daarna vroeg ik ze, wat ze tegen Hem zouden zeggen, als Hij aan hen persoonlijk zouden vragen: ‘Zeg het maar…’

Een meisje zei dat ze zou zeggen: ‘Wilt U mij bekeren?’ Een ander: ‘Wilt U mijn zonden vergeven?’ Een derde: ‘Ik hou van U’. Daarna vroeg ik hen zoiets als: ‘Hoeveel tijd zou je nodig hebben om verkeerde zaken op te ruimen, als Hij in je kamer zou komen?’ De ene dacht: 5 minuten, de ander: 10 minuten. Toen kwam naar voren dat Hij toch alles al wist en zag. Het was dus niet nodig om iets voor Hem te verbergen. Hij is juist gekomen om ons te reinigen van al het verkeerde.

Wat moeten we dan doen als Hij aan onze deur staat te kloppen? In het Grieks wordt in Openb.3:20 aangeduid dat het hierbij gaat over een blijvend kloppen. Hoe bewijst Hij hierin Zijn liefde en dat Hij ons behoud zoekt?!

Ik heb ze daarna verteld over de uitwerking van deze tekst uit Openb. 3:20 tijdens de gezinskampen en het jongerenkamp in 1993. Daarna begon een meisje over zichzelf ten opzichte van de Heere te spreken. In haar behoefte aan Hem begon ze echter te huilen. Bijna alle anderen zijn toen hartstochtelijk in tranen uitgebarst. Zij wilden tot overgave aan Jezus komen.

Ik ben toen met hen gaan bidden en heb hen daarin de nodigende en liefdevolle Jezus voorgesteld, zoals hij heeft geleden aan het kruis. Zijn armen waren uitgestrekt aan het kruis genageld. Hij kijkt ons hierin als het ware liefdevol aan: dit deed Ik voor jou! Hoe kunnen wij deze liefde weerstaan. Hij liet Zich uit liefde leegbloeden uit Zijn wonden.

Kun je Hem aanzien, als je dit leest, zoals Hij tot je komt in het Evangelie?!

Als we zo in Hem mogen geloven, mogen we het ook weten: ‘Zo ver het oosten is van het westen, zo ver doet Hij onze overtredingen van ons’ (Ps.103:12).

De meisjes in de Bijbelstudiegroep bleven maar huilen, zodat ik er gewoon verlegen mee was. Gelukkig had iemand de Bijbelteksten van de Bijbelstudie op een blad uitgetypt. Ze gingen over Jezus als het Licht van de wereld. Deze heb ik toen maar voorgelezen. Het waren teksten zoals Joh.8:12, waarin Jezus spreekt: ‘Ik ben het Licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben.’

Ik vroeg hen achteraf dat ze toch niet op de zaterdagavond naar de Bijbelstudie kwamen om daar te huilen? Ze reageerden: ‘Meneer, we hebben nog nooit zoiets meegemaakt (of ervaren).’

Ze waren aangeraakt door de Heilige Geest of hadden iets ervaren van de liefde van de Heere Jezus! Ik zag dat één meisje niet zo ontroerd was en sprak haar hierover aan. Ze zei tegen me: “Meneer, wilt u straks laten zingen: ‘God heb ik lief, want Die getrouwe HEER hoort mijn stem, mijn smekingen, mijn klagen (Ps.116:1 ber.).

Wat een heerlijke zaak, wat een genade is het om dit te mogen meemaken! Zoiets gaat ook door mij heen. Dit wil ik steeds weer meebeleven. Het is zo’n gelukkig en vol leven om steeds weer de liefde van Jezus te zien uitvloeien… hier wordt ik ontroerd en vol van. Deel het maar uit, lieve mensen… deel de liefde van Jezus maar uit aan de jongeren… door Zijn liefde aan hen voor te stellen!

Zing maar samen met de jongeren:

‘Jezus, vol liefde, U wilt ons leiden,

wij prijzen U als onze Heer.

Kom met Uw kracht, o Heer, en vul ons tot Uw eer.

Kom tot Uw doel met een ieder van ons.

Maak ons een volk, Heer, heilig en rein,

dat U, Heer, volkomen steeds toegewijd zal zijn.’

Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat Jezus het Zelf moet doen en, naar zijn beloften, ook zal doen! Wij moeten Hem voorstellen zoals Hij werkelijk is, in al Zijn heerlijkheid en genade. De Heilige Geest neemt het uit Hem. We kunnen hierover lezen in Joh.16:13-15. Hij is de Geest der waarheid. Jezus zegt van Hem: ‘Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen’ (Joh.16:14).

5. De goede engelen

5.1 Strijdengelen

We kennen ook de hoofdengel Gabriël, die met zijn serafijnen God lofprijzen. De strijdengel Michaël is de andere niet-gevallen hoofdengel, die met zijn cherubijnen de gelovigen beschermen. Het is goed mogelijk dat er net zoveel beschermengelen zijn als demonen (ook een derde deel van al deze geesten). Ik heb het nu eerst over het aandeel en de functie van de strijdengelen in de geestelijke strijd.

We lezen trouwens ook van engelen na of in de geestelijke strijd van Jezus. Toen Jezus tijdens de verzoeking in de woestijn de duivel van zich afweerde en overwon, kwamen daarna de engelen bij Hem, en dienden Hem (Matth. 4:11).

In de hevige strijd van Jezus in Gethsémané verstrekte een engel Hem. We lezen in Luk. 22:40-44: ‘En als Hij aan die plaats gekomen was, zei Hij tot hen (tot de discipelen): Bidt, dat gij niet in verzoeking komt. En Hij scheidde Zich van hen af, omtrent een steenworp; en knielde neer en bad, zeggende: Vader, als U wilt, neem deze drinkbeker van Mij weg; maar niet Mijn wil, maar Uw wil geschiede. En aan Hem verscheen een engel uit de hemel, die Hem versterkte. En Hij kwam in zware zielenstrijd en bad des te vuriger. En Zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de aarde neervielen.’

Onze machtige Koning kreeg in Zijn uitzonderlijk zware strijd steun van een engel. Hoeveel te meer hebben de in zichzelf zwakke gelovigen beschermende en ondersteunende engelen nodig! Gelovigen mogen weten: ‘er zijn altijd engelen om ons heen,’ ook al zien of bemerken ze het niet.

De knecht van de profeet Elisa zag dat een zwaar heer Syriërs, met paarden en wagens, de stad Dothan belegerde. Hij zei tot Elisa: ‘Ach, mijn heer, wat zullen wij doen?’ (2 Kon. 6:15). In vers 17 lezen we verder: ‘En Elisa bad, en zei: ‘HEERE, open toch zijn ogen, dat hij zie! En de HEERE opende de ogen van de jongen, dat hij zag; en ziet, de berg was vol vurige paarden en wagens rondom Elisa.’

Zo zie je dat gelovigen beschermengelen om zich heen hebben.

Gelovige, er zijn engelen om je heen

In Hebr.1:14 wordt ons duidelijk geleerd betreffende de engelen: ‘Zijn zij niet allen dienende geesten, die uitgezonden worden om hen te dienen die de zaligheid zullen beërven?’

In Openb.12:7-9 Lezen we ook in de Herziene Statenvertaling: ‘Toen brak er oorlog uit in de hemel: Michaël en zijn engelen voerden oorlog tegen de draak, ook de draak en zijn engelen voerden oorlog. Maar zij waren niet sterk genoeg en hun plaats werd in de hemel niet meer gevonden. En de grote draak werd eruit geworpen, namelijk de oude slang, die duivel heet en satan, die de hele bewoonde wereld misleidt. Hij werd neergeworpen op de aarde en zijn engelen werden met hem neergeworpen.’

De gelovigen mogen op de steun van de goede engelen rekenen in hun strijd tegen occulte machten en demonische invloeden. In Luk.10 lees je dat Jezus zeventig arbeiders uitzendt in Zijn oogst.  Zij kregen volmacht van Jezus, wat je kunt halen uit vers 16, waar Jezus zegt: ‘Wie u hoort, die hoort Mij; en wie u verwerpt, die verwerpt Mij; en wie Mij verwerpt, die verwerpt Hem, Die Mij gezonden heeft.’

We zien het opmerkelijke resultaat in de verzen 17 en 18: ‘En de zeventigen zijn weergekeerd met blijdschap, zeggende: Heere, ook de duivelen zijn ons onderworpen in Uw Naam. En Hij zei tot hen: Ik zag de satan, als een bliksem, uit de hemel vallen.’

We lezen verder over de volmacht en voorrechten voor en van de uitgezondenen: ‘Ziet, Ik geef u de macht, om op slangen en schorpioenen te treden, en over alle kracht van de vijand; en geen ding zal u enigszins beschadigen. Doch verblijdt u daarin niet, dat de geesten u onderworpen zijn; maar verblijdt u veel meer, dat uw namen geschreven zijn in de hemelen’(de verzen 19 en 20).

Gelovigen, maken wij eigenlijk wel gebruik van onze heerlijke volmacht en voorrechten? Het is hierbij wel belangrijk dat we in heiligmaking dicht bij Jezus leven en Hem gehoorzamen. Leer Zijn stem in je leven verstaan en wacht op Zijn instructies! Als we getrouw in Zijn oogst mogen ingaan en arbeiden, mogen we ook weten dat er engelen om ons heen zijn.

5.2 Beschermengelen

Ik hoorde van een evangelist, die ik persoonlijk ken, dat hij in Peru voorging in een openluchtdienst. Hij leerde de indianen vanuit de Bijbel. Intussen was er een terrorist bezig om een goede positie uit te kiezen bij de luisterende indianen. Hij wilde een aanslag plegen. Het lukte hem echter niet om een geschikte plaats te vinden, omdat hij verschillende keren politiemannen zag staan bij de plaats vanwaar hij de aanslag wilde plegen.

Uiteindelijk voelde hij zich genoodzaakt om zijn pogingen te staken en luisterde hij mee naar de boodschap van de evangelist. Deze gebruikte juist een goed voorbeeld. Hij verklaarde dat het volk van God is als een leger, waar kun je niet tegen strijden en het van zult moeten verliezen. Eerst nam hij een pen in de hand. Een indiaan moest proberen om deze ene pen te breken. Dat was natuurlijk niet moeilijk. Een christen alleen is nog wel te breken, maar niet een groep christenen. Daarom nam de evangelist een bundeltje pennen, vastgemaakt met elastiekjes. Nu mocht de indiaan  proberen om dit bundeltje pennen te breken. Het lukte hem echter niet De evangelist stelde vast dat je niet kunt strijden tegen het leger van God.

De terrorist werd door de boodschap gegrepen

en heeft het verhaal begrepen

Achteraf is de terrorist naar leidinggevende christenen gegaan, terwijl bij hen aangaf dat hij christen wilde worden. Hij gaf daarbij ook te kennen, dat hij geen aanslag kon plegen, omdat er steeds politie bij hem in de buurt was. De christenen verzekerden hem dat er absoluut geen politie aanwezig was tijdens de samenkomst!

We mogen gerust aannemen dat de engelen de evangelist en eventueel ook andere christenen daar heeft beschermd op deze zeer opmerkelijke wijze.

Een soortgelijk verhaal is ook overgeleverd van de bekende oudvader ds. Bernardus Smytegelt (1665-1739) in Middelburg. Men wilde hem daar van een bruggetje gooien, maar zagen engelen die bij hem liepen. Later heeft iemand van hen het eerlijk bekend (aldus het verhaal).

Ik was zo’n 32 jaar geleden op bezoek in Schotland bij gelovigen van de Free Presbyterian Church of Scotland. Ik logeerde samen met een vriend bij ouderling Sutherland in Inverness. Hij was nogal gesteld op de boeken van Spurgeon. Daarna gingen we op bezoek bij zijn gelovige zuster, die al begin zestig was. Zij was meer gesteld op de boeken van Philpot. Ze was in het bezit van een behoorlijke voorraad boeken van Engelse puriteinen. Ik zag bij haar een aantal ‘volumes’: hele series dikke pillen van bepaalde schrijvers, zoals Philpot en Flavel.

Ze woonde in een klein wit huisje in een heuvelachtige omgeving. Er was een steile rechte trap naar boven toe. ’s Avonds hadden wij met haar een gesprek over engelen.

Ze vertelde ons toen haar ervaring,

dat ze diezelfde dag nog had meegemaakt:

Ze wilde een kan water naar boven brengen, om een kruik te vullen. Bovenaan de steile trap verloor ze haar evenwicht. Ze viel achterover van de trap af. Beneden op de vloer kwam ze later weer bij bewustzijn. Ze had geen beschadiging of pijn. De volgende Bijbelteksten kwamen in haar gedachten: ‘Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot’ (Ps. 91:11-12).

Daarna vertelde ze meer verhalen over engelen, die kennelijk gelovigen in het verleden hadden beschermd en geholpen.

Ze vertelde over een man die op een bijzondere wijze werd aangevallen door de duivel of door demonen. Hij werd tot wanhoop gedreven en besloot er maar een eind aan te maken. Hij begon wanhopig een steilte op te rennen, om zich van de hoge rots in de afgrond te storten. Hij werd echter tegengehouden door een sterke wind. Hij ondernam nog pogingen, maar de sterke wind hield hem steeds tegen.

Hij begreep dat een hogere macht hem tegenhield.

Je kunt hierbij denken aan de engelen of een beschermengel. Toen ging hij terug naar huis. Daarna bracht de Heere hem genadig tot licht.

Haar broer, mr. Sutherland, had een foto van een schaapherder in zijn kamer. De man zag er uit als een echte ruige Schot van de hooglanden. Hij hield zijn schapen in deze ruige natuurgebieden. Volgens Sutherland was hij een echte gelovige. Hij kon echter geen avondmaalstijden bijwonen, die wel zo’n vier dagen achtereen duurden, met dagelijkse diensten. Op een zekere tijd verlangde hij er sterk naar om deze dagen bij te kunnen wonen. Hij dreef zijn schapen in een open grot, waar ze zo weer uit konden lopen om te grazen. Hij bad de Heere voor bescherming van zijn schapen en vertrok daarna naar de plaats waar de diensten werden gehouden.

Na deze vier dagen kwam hij terug naar de plaats waar hij zijn schapen had achtergelaten. Alle schapen waren nog bij en in de grot. Zij waren wel bewaard!

Zo zorgt de Heere God voor Zijn volk en zelfs voor hun dieren.

5.3 Wonderlijke uitreddingen

In de Bijbel lezen we over een engel des Heeren, die Petrus op een wonderlijk wijze uit de gevangenis heeft verlost (Hand. 12:7-11). Petrus dacht eerst dat het een gezicht was, maar toen hij tot zichzelf kwam, zei hij: ‘Nu weet ik waarachtig dat de Heere Zijn engel uitgezonden heeft, en mij verlost heeft uit de hand van Herodes, en uit al de verwachting van het volk der Joden.’ God doet dus ook wonderen boven bidden en denken.

5.3.1 Jossi Ben Zvi

Er zijn nog heel wat christenen, die op een opmerkelijke wijze zijn gespaard gebleven voor of bij een verkeersongeluk. Sommigen kunnen zelfs over deze ervaringen vertellen uit de periode van vóór hun bekering. Ik heb gelezen van de Messiasbelijdende Joodse predikant Jossi Ben Zvi, dat hij in zijn ongelovige periode als jongen niet werd opgepakt door de Duitsers in Polen. In Israël streed hij tegen de Arabieren en de vijanden van Israël en iedere keer werd hij in gevaarlijke situaties gespaard. Op een keer naderden de Joodse strijders een heuvelrug. Ze wisten niet dat zich daar Arabieren in hadden verschanst. De Joden liepen onbeschermd over een vlak veld. Plotseling kwam er een regen van kogels op hen af. Ze probeerden nog terug te vluchten. Ben Zvi rende tussen hen. Terwijl de anderen werden getroffen bleef hij weer ongedeerd. Toen kwam hij tot het besef dat er een God moet zijn, Die hem speciaal beschermde. Daarna kreeg hij een Nieuwe Testament van een Duitse toeriste. Hij ging er in lezen en kwam tot bekering. Uiteindelijk is hij predikant geworden in Jeruzalem.

5.3.2 De gelovige soldaat Vanya

In 1972 werd een jonge soldaat tijdens zijn dienstplicht in het Russische Rode leger om het leven gebracht in de Krim. Het mocht van de communistische leiders niet bekend worden dat het leger één van hun eigen soldaten zouden hebben gemarteld.

Vanya was een toegewijd christen en lid van de Baptistenkerk. Er was gelukkig genoeg op papier gezet over hem en door hem, zodat we zijn wonderlijke korte levensgeschiedenis kunnen lezen in het boek ‘Vanya, hij betaalde zijn geloof met de dood’. Het boek is buiten de Sovjet-Unie gesmokkeld en in vele talen vertaald.

In het boek komen we ook de bijzondere bescherming van God tegen in het leven van deze jonge christen. Het kwam uit dat hij christen was, toen hij een keer te laat op het appèl verscheen. De leidinggevende sergeant vroeg hem waarom hij te laat was. Vanya reageerde: ‘Het spijt mij, meneer, ik was aan het bidden, meneer.’ Bidden was verboden in het Rode leger.

De leiding van zijn onderdeel probeerde hem met strengheid en straf tot andere gedachten te brengen, zodat hij zijn geloof zou verloochenen. Vanya gaf echter een vrijmoedig getuigenis. Welke straf ze ook op hem uitoefenden, Vanya gaf zijn geloof in God en in de Heere Jezus niet op. Toen werd hij overgeplaatst naar een andere kazerne, waar majoor Gidenko de leiding had. Het was een kolossale man met een leeuwenkop en een militaire houding. Hij zat al 32 jaar in het leger en wist wel raad met zulke religieuze personen.

Vanya moest voor verhoor op zijn kantoor verschijnen. Het was nog een stukje lopen voor hem. Terwijl hij over de militaire basis liep, loofde hij God voor de tijd die hij zo nog kreeg om te bidden. Het was winter en de sneeuw glinsterde in de zon.

De vreugde van de Heere is jouw kracht

Er kwam een lied in zijn gedachten; hij zong zachtjes, tot driemaal toe: ‘De vreugde van de Heere is uw kracht.’ (Zie in Neh.8:11: ‘De blijdschap van de HEERE, die is uw sterkte.)

Ineens leek het net of de bomen overgoten werden met een hemels licht. Hij hoorde daarbij een stem zeggen: ‘Vanya, Vanya, wees niet bang.’ De stralende aanwezigheid van de engel verlichtte het park op het centrale plein veel helderde dan de zon. Toen sprak hij weer: ‘Wees niet bang, Ik ben met je.’ Hij ervoer de tegenwoordigheid van God. De blijdschap brandde in hem als een vuur.

Intussen was hij bij het kantoor van Gidenko aangekomen.

De majoor maakte eerst een vriendelijke indruk. Hij begon hem te vragen over zijn thuis. Toen ging Gidenko verder over de ondervragingen die Vanya al had gehad. Hij vroeg hem of hij daarbij niet had geleerd om de goede antwoorden te geven. Vanya antwoordde, dat God het soms niet goed vond om de ‘juiste’ antwoorden te geven. Gidenko vroeg hem, wie die God van hem was. Vanya reageerden: ‘Meneer, Hij is de Schepper van het heelal. Hij is een Geest en heeft de mensen heel erg lief…’

Gidenko ging verder: ‘Ja, ja, ik ken de christelijke leer. Kun je die juiste antwoorden niet geven, omdat ze onwaar zijn? Ben je het oneens met wat het roemrijke Rode leger leert?’ Het gesprek werd nu grimmiger. De majoor beweerde: ‘Het is onmogelijk om het bestaan van God te bewijzen. Dat moeten zelfs de gelovigen toegeven. Priesters en dominees geven het toe.’ De jonge christen getuigde: ‘Meneer, dan spreken ze over het bewijzen van het bestaan van God. Niet over het kennen van God. Hij is nu bij mij, in deze kamer. Voordat ik hier kwam, zond hij een engel om mij te bemoedigen.’

Gidenko kwam in zijn volle lengte overeind en sprak tot hem: ‘Het spijt mij dat je volhardt in je dwarse houding. Je wint er niets mee, behalve een hoop trammelant. Ik ben echter van mening dat jij je gezonde verstand wel zult gaan gebruiken, na wat tucht om je te genezen van je waanideeën over engelen en sprekende goden. Ik beveel je om na het blazen van het signaal ‘licht uit’ vanavond op straat te gaan staan, tot je bereid bent bij mij te komen en je excuses aan te bieden voor de onzin, die je op de basis rondgebazuind hebt over jezelf en je zogenaamde ervaringen met God.

Daar de temperatuur zo’n 25 graden onder nul zal zijn, hoop ik voor je eigen bestwil, dat je niet te lang zult wachten met tot bezinning komen. Morgen zullen we samen bezien hoe we je politieke heropvoeding aan gaan pakken. Je kunt inrukken.’ Bij zijn vertrek zei Gidenko nog: ‘Je zult mijn opdracht uitvoeren in zomertenue. Dat is alles.’

Het werd al gauw bekend op de basis. Vanya mocht daarna nog rijk getuigen bij de andere soldaten.

Na het trompetsignaal ‘licht uit’ haastte hij zich naar de buitendeur. Buiten sloeg de kou hem als een klap in het gezicht. Het was net tien uur geweest. Eerst bekroop de angst hem: ‘hoe lang zou het duren voor je doodvroor?’ Toen begon hij te zingen: ‘De vreugde van de  Heere is uw kracht.’ Plotseling voelde hij zich weer als die ochtend op het plein. In het licht van de maan leek het plein door een hemels licht overgoten. De woorden van de engel ‘wees niet bang, Ik ben met je!’ waren ook voor de avond bedoeld! Zelfs de warmte van dat ogenblik leek weer bezit van hem te nemen. Vanya begon zacht te bidden.

Om half één kwamen drie officieren, in hun warme overjassen gehuld, informeren: ‘En, heb jij je bedacht? Ben je van plan binnen te komen? Heb je hier nu lang genoeg gestaan?’ Hoe was het mogelijk dat hij het warm had? Vanya reageerde: ‘Dank u, kameraad officieren. Ik zou graag binnen komen en naar bed gaan. Maar ik kan er niet in toestemmen over God te zwijgen.’ ‘Je blijft hier dus de hele nacht buiten staan?’  Vanya: ‘Liever niet. Maar ik zie geen andere mogelijkheid, en God helpt mij.’

Tegen drie uur in de vroege morgen stond de standvastige gelovige half te slapen. Hij had het die nacht buiten niet kouder dan toen hij zich in de kazerne aankleedde. Hij had  zonden beleden, voorbede gedaan en kerstliederen gezongen. Toen mocht hij weer naar binnen.

De eerste officier van de wacht vroeg hem: ‘Wat ben jij toch voor iemand, dat de kou je niet schijnt te deren?’ Vanya antwoordde: ‘O, kameraad, ik ben een mens, net als u. Maar ik heb tot God gebeden en werd warm.’ De officier reageerde: ‘Vertel me eens over deze God.’

Uiteindelijk heeft Vanya twaalf nachten achtereen in zomeruniform in temperaturen beneden nul buiten gestaan. Majoor Gidenko was daardoor bijzonder ontstemd. Het was voor hem een onbegrijpelijke zaak, dat hij niet bevroren was en niet om genade had gesmeekt. Gidenko was die vorige avond zelf buiten gaan kijken, om de kou in de poedersneeuw te ervaren. Toen moest hij het wel toegeven, dat het mogelijk was.

Zo kan God het onmogelijke mogelijk maken. Ook bij Vanya was er een beschermengel of er waren ‘engelen om hem heen’.

Uiteindelijk is Vanya later tijdens zijn diensttijd toch nog om het leven gebracht. Zijn geloofsgetuigenis is wereldwijd bekend geworden. Hij mocht ingaan in de vreugde van zijn Heere en Koning.

In zijn laatste brieven naar zijn ouderlijk huis wees hij er meerdere malen op:

‘Als je iets of iemand in deze wereld meer lief hebt dan Jezus,

kun je Hem niet volgen…’