Reiniging van melaatsheid en zonden door Jezus Christus

Copyright tekst: Jan A. Baaijens, pastorale hulpverlening.

Melaatsheid of lepra is een afschuwelijke ziekte, waardoor je in een isolement terechtkomt. De melaatse moest indertijd in Israël in een afgezonderde plek leven, ergens buiten zijn dorp of stad. Denk aan een dak- en thuisloze met een besmettelijke ziekte.

Men was in het oude Israël afhankelijk van wat familieleden op een veilige afstand kwamen brengen. Omdat je dan ceremonieel onrein was, kon je niet deelnemen aan godsdienstige samenkomsten met gezonde mensen. Je werd gemeden als een besmettelijk gevaar. Een normaal levensdoel werd gemist. Je werd beschouwd als zondig en onrein. Gedurende de ziekte bleef de melaatse onrein. Tijdens de woestijnreis was al bepaald in de wet dat hij in afzondering moest leven buiten het kampterrein (Lev. 13:35).

Een melaatse moest in Israël ook in gescheurde kleren lopen, het haar los laten hangen, snor en baard bedekt houden, en roepen in de buurt van gezonde mensen: Onrein! Onrein! (Lev. 13:45).

Je werd gemeden als besmettelijk persoon, was een uitgestotene, om in eenzaamheid weg te kwijnen en tot op het bot uit te teren. Hoe ellendig (uitlandig) kun je jezelf als onreine melaatse dan ook innerlijk voelen?

Wat is lepra of melaatsheid?

Lepra werd vroeger melaatsheid genoemd. Het is een door een bacterie veroorzaakte infectieziekte, dat de huid, zenuwen en het skelet aantasten en misvormen. Het is vrijwel alleen besmettelijk bij direct lichamelijk contact met een infectieuze patiënt. Bij patiënten met te weinig weerstand tast de ziekte, 3 tot 5 jaar na besmetting, de huid aan en daarna de zenuwen. Het leidt ook tot gevoelsstoornissen. Tenslotte tast het ook het skelet aan, waardoor ernstige misvormingen ontstaan. Melaatsheid is tegenwoordig heel eenvoudig met pillen te genezen.

Lees Markus 1: 40-45

In Luk. 5:12 lees je in een vertaling over de ontmoeting met Jezus: ‘Toen Hij in één of andere stad was, dook er opeens een man op, van onder tot boven melaats.’ Deze man was vol melaatsheid. Hij wierp zich voor Jezus ter aarde. We lezen erover in Markus 1:40-42: ‘En er kwam een melaatse naar Hem toe, die Hem smeekte en voor Hem op de knieën viel en tegen Hem zei: Als U wilt, kunt U mij reinigen. 41 En Jezus, innerlijk met ontferming bewogen, stak Zijn hand uit, raakte hem aan en zei tegen hem: Ik wil het, word gereinigd! 42 En toen Hij dit gezegd had, week de melaatsheid meteen van hem, en hij werd gereinigd.’

Kom ook tot Hem met je nood, wat het dan ook is. De Zoon van God kan je redden… en Hij wil het ook.

De melaatse had van Jezus gehoord en kwam naar hem toe. Hij stoorde zich er niet aan, dat hij zich niet tussen de mensen mocht begeven. Als hij maar naar Jezus toe kon! Het geloof dringt door de onmogelijkheden en wetsbepalingen heen. Jezus heeft de wet volbracht en via Hem kun je door het geloof vrij van schuld en rein voor God staan. Hij gelooft dat Jezus hem kan genezen, maar wíl Hij het ook? De man knielt voor Jezus neer en zegt: ‘Als U wilt, kunt U mij rein maken’ (vers 41).

Denk bij deze geschiedenis eens na over de enorme bewogenheid, barmhartigheid en ontferming van Jezus. Zie hierin ook zijn bereidwilligheid en macht om ons te genezen, te reinigen en te herstellen. Ziekte en onreinheid verdwijnen onmiddellijk door de aanraking en het machtswoord van Jezus. Het kan zijn dat je denkt dat Hij je zeker wel kan helpen, maar dat je twijfelt of Hij het wil. Dat kan juist ook gaan over het vergeven en reinigen van je zonden. Hoe wordt je dan bemoedigd en aangemoedigd door deze gebeurtenis.

Jezus raakt de melaatse aan

Het is veelzeggend dat Jezus juist de melaatse aanraakt. Een melaatse was onrein en mocht niemand aanraken. Degene die hij aanraakte, werd ook onrein. Maar in dit geval is het juist andersom. Bij het aanraken van Jezus, wordt de man juist rein! Wie een melaatse aanraakte werd onrein en kon besmet raken. Als Jezus je helend aanraakt, word je gereinigd van zonden en ziekte. Wat een diepe vreugde en geluk!

De melaatse zei tegen Jezus: ‘Als U wilt, kunt U mij rein maken’ (vers 41). Hij twijfelde dus niet of Jezus het wel kán, maar of Hij het wel wíl. Herken je dit in je eigen ervaring? 

De genezing van melaatsheid wordt beschreven in Matth. 8:2-3, Mark. 1:40-44 en Luk. 5:12-14.

Jezus geneest tien melaatsen

Lukas 17:11-19 speelt zich af in het grensgebied van Samaria en Galilea, een toevluchtsoord voor outcasts, zoals melaatsen.
Jezus kwam en komt in het domein van de onreinen. God kijkt om naar mensen die zijn uitgestoten en afgeschreven.

Je vindt de geschiedenis van Jezus en de tien melaatsen in Lukas 17:11-19. We lezen daar: ‘En het gebeurde, toen Hij naar Jeruzalem reisde, dat Hij dwars door Samaria en Galilea heen trok. 12 En toen Hij een zeker dorp wilde binnengaan, kwamen tien melaatse mannen naar Hem toe, die op een afstand bleven staan. 13 En zij verhieven hun stem en zeiden: Jezus, Meester, ontferm U over ons.

14 En toen Hij hen zag, zei Hij tegen hen: Ga heen en toon uzelf aan de priesters (Zie Lev. 13:2; 14:2; Matt. 8:4; Luk. 5:14).

En het gebeurde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.

15 En toen één van hen zag dat hij genezen was, keerde hij terug, terwijl hij met luide stem God verheerlijkte. 16 En hij wierp zich met het gezicht ter aarde voor Zijn voeten en dankte Hem. En dit was een Samaritaan.

17 Toen antwoordde Jezus en zei: Zijn niet de tien gereinigd? Waar zijn dan de negen anderen? 18 Zijn er dan geen anderen gevonden die terugkeren om God de eer te geven dan deze vreemdeling? 19 En Hij zei tegen hem: Sta op en ga heen. Uw geloof heeft u behouden.’

Jezus werd door de tien melaatsen herkend. Ze riepen hem op afstand aan: ‘Jezus, Meester, ontferm U over ons!’ Jezus keek ze aan en zond ze naar de priesters om hun genezing vast te stellen. Zij konden destijds de diagnose stellen of iemand (nog) melaats was, of niet. Ze gehoorzamen Jezus en gaan op weg naar hun priester. Pas onderweg ontdekten zij hun genezing.

Door Jezus te gehoorzamen, kwam bij hen gaandeweg de genezing.
Hoe reageer je op de helende woorden van Jezus? Geloof je Hem ook daadwerkelijk? Geef je God dan ook de eer voor het wonder van jouw redding?

Alleen de Samaritaan keerde terug tot Jezus en wierp zich op zijn aangezicht voor zijn voeten om hem te danken. De Samaritaan kan op weg zijn gegaan naar een Samaritaanse priester. De genezen Samaritaan keerde terug tot Jezus, terwijl hij met luide stem God verheerlijkte. De vreemdeling dankte Jezus vanuit de grond van zijn hart.
Als de andere negen Joden waren, zullen zij zich hebben getoond bij een Joodse priester. Waarom hadden zij genoeg aan de diagnose van een priester dat ze gereinigd waren van hun melaatsheid?

Jezus vestigde de aandacht op de Samaritaan. Hij gaf daarbij aan, dat een door Joden verachte melaatse Samaritaan door zijn geloof behouden wordt!

Dit verhaal komt alleen bij Lucas voor. Je ziet hierin dat God in het bijzonder omkijkt naar mensen die niet in een (religieuze) samenleving niet meer meetellen en afgeschreven zijn. In het Evangelie zijn religieus afgeschreven outcasts welkom. Jezus zei hem: ‘Sta op en ga heen. Uw geloof heeft u behouden.’ Weet je ook van een bevrijdende geloofservaring met Jezus? 

Melaatsheid ziet geestelijk op de zonde

Op geestelijk gebied ziet melaatsheid op de voortwoekerende zonde in het hart van de mens. Je hele leven kan erdoor worden doortrokken en ontwricht. Door het aanbod van God en het verzoenend bloed van Jezus kun je worden gereinigd van zonden en officieel genezen worden verklaard. God wil dat we onze zonden aan het licht brengen (aan Hem belijden) waarbij Hij vergeving en herstel beloofd. Daarvoor moet je wel in geloofsovergave tot Jezus komen, om door Hem geholpen te worden.

Voel je jezelf ook onrein door het verleden, door anderen en door de zonden die je zelf hebt gedaan? Keer je dan met berouw tot God voor reiniging en vergeving!

In 1 Joh. 1:7 lezen we het aanbod van God aan ons, als we onze zonden belijden: ‘Het bloed van Jezus Christus, Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde.’ Vers 9 gaat erop door met de bemoedigende woorden: ‘Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.’

Als je reiniging en herstel nog hebt, zeg dan ook: ‘Heere, als U wilt, kunt U mij reinigen.’ Jezus reikt je in Zijn Evangelie de hand, raakt je aan, en zegt in Matth. 8:3: ‘Ik wil het, word gereinigd.’

Koning David heeft zich gruwelijk verontreinigd door zijn overspel met Bathseba. Daarop volgde het laten sneuvelen van haar man Uriah en het verbergen van zijn zonden. Naar de mens gesproken zou herstel en vergeving niet mogelijk zijn. Overvloeiende genade van God voor de  grootste zondaren maakt dit blijkbaar wel mogelijk.

Je ziet het berouw over zijn zonde en het verlangen van reiniging bij David in Psalm 51. In de verzen 3-4 smeekt hij berouwvol: ‘Wees mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid, wis mijn overtreding uit naar Uw grote barmhartigheden. Was mij schoon van mijn ongerechtigheid, reinig mij van mijn zonde.’

In vers 4 berijmd wordt biddend gezongen: ‘Ontzondig mij met hysop en mijn ziel, nu gans melaats, zal rein zijn en genezen. Was mij geheel, zo zal ik witter wezen dan sneeuw.’ David dicht in Psalm 51:4 en 12: ‘Was mij schoon… reinig mij van mijn zonde. Schep mij een rein hart, o God.’
Breng ook je zonden aan het licht voor een schone start en een vernieuwd hart.

Een toepasselijk lied is Opwekking 125. Belijdenis van zonden en geloofsvertrouwen komen hierin bij elkaar. Jan Visser vertaalt en vertolkt:

Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed.
Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Met Uw liefde, Heer, kom mij tegemoet,
nu ik mij tot U keer, en maak alles goed.

Zie mij voor U staan, zondig en onrein.
 O, Jezus raak mij aan, van U wil ik zijn.

Jezus op Uw woord, vestig ik mijn hoop.
U leeft en U verhoort mijn bede tot U.

Hieronder kun je het lied van G. Whelpton beluisteren:

+++

Hieronder volgen twee berijmingen, uitvoeringen en afbeeldingen van de bekende boetpsalmen 51 en 32 van David.

De eerste is van Psalmen voor nu – Psalm 51. Het is getiteld:

Een schone start

Wilt U mij nog wel zien? Ik kom bij U.

Wat ben ik vies, als U mij niet wast.

Ik denk de hele dag aan wat ik deed.

Ik weet, dat U mijn misstappen zag.

En U staat in Uw recht. Ik schaam me diep.

U hebt heel mijn ellende gezien.

***

Het ging al mis met mij in moeders buik,

maar U hebt Uw geheimen gedeeld.

En U bent trouw geweest en houdt mij vast.

Als U mij wast, dan word ik weer wit.

Wees goed voor mij, nu ik gebroken ben,

en veeg dan al mijn misdaden weg.

***

Geef mij een schone start, mijn God, een ander hart.

U weet, dat ik niet zonder U kan.

***

Kom alstublieft terug en maak mij blij.

Geef iedereen die spijt heeft die kans.

Mijn God, dat bloed, mijn schuld, wast U het weg?

Als U dat doet, dan zing ik voor U.

Geeft U mij nieuwe lucht en red mijn stem,

dan zult U zien hoe dankbaar ik ben.

***

Ik geef graag iets terug, maar U bent God,

en alles wat bestaat, is van U.

Hier is mijn diepe spijt van wat ik deed:

ik weet, dat U die aannemen wilt.

Als U de oude stad herschapen heeft,

dan komen wij en dan is het feest.

+++

 +++

De volgende berijmde en te beluisteren psalm van David is Psalm 32 van The Psalm Project. Het is getiteld:

Als nieuw geboren

Zo liefdevol, Heer, rust op mij Uw oog.    
U leidt mij uit de diepte weer omhoog.
Mijn schuld en ontrouw hebt U weggedaan.
Als nieuwgeboren ziet U mij nu aan

U zult mij voortaan door Uw trouw bewaken.
U zult mijn leven vol van vreugde maken.
Zo zal Uw weg mij wijzen waar te gaan.
U gaat mij voor, U maakt voor mij ruim baan.

Zolang ik zweeg verdorde mijn bestaan.        
Ik was bezwaard zo greep de schuld mij aan.
Zwaar woog Uw hand op mij, Heer, dag en nacht.
In zelfbeklag verdween mijn levenskracht.

Mijn ontrouw, Heer, heb ik aan U beleden;
U die vergeeft, tot U heb ik gebeden.
Ben ik om omringd door storm en watervloed,
op U vertrouw ik, Heer, U die mij hoedt

U zult mij voortaan door Uw trouw bewaken,
U zult mijn leven vol van vreugde maken.
Zo zal Uw weg mij wijzen waar te gaan.
U gaat mij voor, U maakt voor mij ruim baan.     

 (Psalm 32 van The Psalm Project: Egbert van der Stouw en Eelco Vos)

+++

 +++

Zie op Jezus!

Vergeving van zonden en reiniging van alle ongerechtigheid en het vuil van de zonden is mogelijk door het gelovig zien op Jezus. Door Zijn verzoenend lijden en sterven heeft hij de schuld, de zonde en het vuil van de gelovigen overgenomen en weggedragen. Vergeven betekent letterlijk ver-weg-geven. Het wordt weggegeven aan Jezus. Zoals Johannes de Doper aangeeft in Joh. 1:29, als hij ook ons wijst op Jezus: ‘Zie het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt!’

Jezus in Jesaja 53

Hoe heeft Jezus Zich ingeleefd in en ingelaten met onreine zondaren? Waarom heeft Hij dat gedaan? Je leest erover in Jesaja 53:1-5: ‘Wie  heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard? 2 Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben.

3 Hij was  veracht, de onwaardigste onder (of: verworpen door) de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.

4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. 5 Maar  Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen.’

Pater Damiaan en de leprakolonie

Pater Damiaan, Jozef de Veuster, geboren in het Belgische dorp Tremelo (1840), was iemand die zich het lot aantrok van lepralijders. Hij was de eerste die zich vrijwillig in de leprakolonie op het Hawaïaanse schiereiland Molokai vestigde.

Geïnspireerd door Jezus, Die omkeek naar de melaatsen, vereenzelvigde Damiaan zich daadwerkelijk met de ruim 700 melaatsen in het dorp Kalawao.

Hij bouwde er huizen en verzorgde zieken die in hun erbarmelijke situatie letterlijk wegrotten. Als hij preekte sprak hij over: “Wij melaatsen…”.
Uiteindelijk stierf Damiaan in 1889 zelf aan melaatsheid.

Mahatma Gandhi merkte in 1945 op: ‘De wereld van politiek en journalistiek kent maar weinig helden die te vergelijken zijn met pater Damiaan van Molokaï. Het loont de moeite uit te kijken naar de bron waaruit de inspiratie komt voor zoveel heldhaftigheid.’ Damiaan keek om naar hen die hij als christen zou kunnen helpen. Er is opgemerkt, dat hij dat deed in navolging van Jezus.

Verder is over hem verklaard: ‘Pater Damiaan sprak het geweten van de wereld aan. Hij benaderde de melaatsen niet als zondaars of als verschoppelingen die hun lot aan zichzelf te wijten hadden, maar als vrienden en medemensen. Hij nam, als ontwikkelingshelper, het welzijn van outcasts van zijn tijd ter harte.’