Interview Koers 1997 over het boek Ontwaakt!

        Een dringende oproep

 tot reformatorisch Nederland

               door Auke Schouwstra 

       in de Koers van 21 februari 1997 

‘Het kan zo echt niet langer…’ 

Dit is het zevende boek van Jan Baaijens (40), en het zat al jaren in zijn hoofd. Deze godsdienstdocent, zelf getrouw en levend lid van een bevindelijk-gereformeerde gemeente in Zeeland, maakt zich zorgen over de ingezonkenheid in een deel van de rechterflank van de gereformeerde gezindte. Een opwekking is volgens hem nodig, meer dan ooit. Baaijens weet zich gedreven door de liefde van Christus die voortvloeit uit een persoonlijke bekering. ‘Er kwam een enorme bevrijding over me. Een ongekende blijdschap vervulde mij.’ 

(Voor de website heb ik de tekst aangevuld met extra kopjes en afbeeldingen, J.A.B. Mijn naam heb ik in het artikel op een aantal plaatsen vervangen met ‘hem, hij’, of door andere aanduidingen.)                            

                               Ontwaakt!  uitgeverij P. Boekhout, Scherpenisse 1997:

                                          

 Aan zijn boek kun je merken dat hij het met vaart geschreven heeft. Ontwaakt!, een dringende oproep tot reformatorisch Nederland komt recht uit zijn hart. De observaties duikelen over elkaar heen. Hier is een man aan het woord die veel, heel veel wil vertellen. Aan zijn medekerkleden, aan de predikanten op bevindelijke gereformeerde kansels en aan jongeren in ‘zware’ gemeenten.                                    

Het is hem er niet om begonnen zijn eigen kerkverband een trap te geven. Hij wil juist opbouwend bezig zijn en laat zich daarom voortdurend positief uit over bloeiende gemeenten die niet worden beheerst door dode orthodoxie en wettiscisme. Uit liefde tot alle bevindelijk-gereformeerden heeft hij zijn oproep geschreven, zoals hij hem heeft geschreven. 

Hij heeft reden om zich zorgen te maken over de jongeren in bevindelijk-gereformeerde kring. Als godsdienstleraar aan een reformatorische school voor voortgezet onderwijs kent hij ze door en door. Enquêtes in zijn klassen vertellen hem dat het droevig gesteld is met de ‘toekomst’ van de kerk.                                 

                                          

‘Tachtig procent van de jongeren begrijpt de preek niet. Dat kom niet alleen door desinteresse, het is ook de moeilijkheidsgraad. Het Evangelie kan zo moeilijk gebracht worden, dat de Waarheid verloren gaat. Thuis, in de gezinnen, wordt er bovendien bij de meesten niet over persoonlijk geloof gesproken.’

‘Tachtig procent van de jongeren begrijpt de preek niet’

‘Er worden nu dezelfde dingen gebracht, in dezelfde woorden, als in de zeventiende eeuw. Terwijl de cultuur volledig anders is. Aan de inhoud van de boodschap doe ik niets af, maar met een andere verwoording van de waarheid zou veel gewonnen zijn. Voor de geestelijke insider is het nog wel te begrijpen, maar de rest neemt het niet op. Die wacht af ‘tot het nog een keer mag gebeuren’.’

                                         

 Ze wachten maar af

‘of het nog een keer mag gebeuren’

De auteur van ‘Ontwaakt!’ groeide zelf op in een bevindelijk gereformeerde gemeente die hem niet veel te zeggen had. ‘Ik hield me op zestienjarige leeftijd veel bezig met popmuziek en uitgaan. Ik was zo’n langharig type. De kerk deed me niets. Ik kende geen psalm uit mijn hoofd, was helemaal vreemd van God.’ 

Diep ongelukkig

‘Dat veranderde toen ik op negentienjarige leeftijd in contact kwam met een vriend die wél geloofde. God werkte een omkeer in mijn leven. Ik weet nog precies hoe het ging. Op 23 oktober 1975 kwam ik bij hem thuis. Hij sprak me toen van hart tot hart aan. ‘Je moet veranderd worden,’ zei hij tegen mij. Terwijl ik was als de rijke jongeling, die het geweldig naar z’n zin had in de wereld.’

‘Maar ik zag wel dat hij gelukkiger was. Het sloeg toen ineens om bij mij. Ik werd diep ongelukkig en ervoer emoties die ik nooit gekend had. Ik zocht naar redding en ging voor het eerst echt naar de preek luisteren in de kerk. Ik snapte nog niet zoveel van bepaalde uitdrukkingen, maar door de honger die ik had, hield ik vol.’

‘Ik zocht naar redding

en ging voor het eerst echt luisteren naar de preek’

‘Ik smeekte om redding en om genade. Er passeerde heel wat. Tot ik iets las over de droefheid nasar God. Dat herkende ik in mijn eigen hart. Op dat moment stroomde er een golf van liefde door mij heen. De Heere liet mij Zijn liefde en nabijheid ervaren. Ik werd gevuld met een volle blijdschap: de Heere weet van mij af! Dat gaf een enorme verandering. Ik ging de preek beter begrijpen, maar had wel last van inzinkingen.’ 

De blijdschap vond ik bij bij Spurgeon

‘Na het lezen van de oudvaders en de puriteinen ben ik veel Spurgeon en Bunyan gaan lezen. Want ik miste de blijdschap. Het was (voor mij) in de kerk, en ook door mijn eigen schuld, nogal bekommerd en droefgeestig. Ik ontdekte dat dat niet is zoals het behoort te zijn. De schrift spreekt ook van blijdschap en vrede in het geloven.’

De bekende Engelse puritein ds.C.H.Spurgeon (1834-1892): 

                 

‘Bij Spurgeon vond ik ‘de blijdschap voor de rechtvaardigen’. Er groeide een sterke hunkering in mij naar meer vervulling. Toen ik 26 jaar was, hoorde ik Psalm 73: ‘’k Zal dan gedurig bij U zijn.’ Toen kwam er een grote bevrijding over me. Een bijzondere blijdschap vervulde mij. Ik heb gedoold in Gods liefde, volkomen hopend op de genade van onze Heere Jezus Christus. God heeft mij vervuld met volle blijdschap. Er was zo’n sterke zekerheid, dat vergeet ik nooit (zolang mijn herinnering  blijft, J.A.B.).  Het is alles onverdiende genade!’

 ‘Ik heb gedoold in Gods liefde,

volkomen hopend op de genade van onze Heere Jezus Christus’

Evangeliseren

‘Die blijdschap verandert je geestelijke leven. Ik ben gaan evangeliseren, want ik moest het uitdragen. Ik kon het niet meer voor mezelf houden. Ik ging gewoon de stad in. Dat stimuleerde mij ook enorm. Want als je uitdraagt, ontvang je nog meer. Ik leefde bij het: ‘Zie op Mij, en wordt behouden. Let op de koperen slang’. De grond ligt dan volledig buiten jezelf.

‘Ik kon het niet meer voor mezelf houden’ 

We hebben steeds weer de vervulling van de Heilige Geest nodig, opdat de oude mens in ons het zal verliezen en opdat we veel vrucht kunnen dragen tot eer van God. Mijn bekommering werd steeds meer dat ik vond dat ik zo weinig vrucht droeg. Daarvóór was ik veel meer met mezelf bezig.’ 

Verlangen naar opwekking

In die tijd bestudeerde ik ook de kerkgeschiedenis. Voor mezelf schreef ik een boek van 300 pagina’s over de begintijd van de christelijke kerk. Want ik voelde heel goed dat er iets ontbrak in de kerk van nu. Ik verlangde naar het geestelijke leven in de begintijd van de christelijke kerk. Ik ben toen meer boeken gaan schrijven. De nood werd mij opgelegd om uit te dragen wat ik ervoer.’

 ‘De nood werd mij opgelegd’

Hij onderzoekt vervolgens de opwekkingsgeschiedenis. Wat hij daarin aantrof, wilde hij delen met zijn omgeving. Zijn verandering werd niet door iedereen begrepen. Het werd aangezien voor activisme. Maar om zijn oproep tot bekering en vrucht dragen kon men niet heen.

                                        

Hij richtte zich vooral op de jongeren die hij als docent onderwees. Jongeren waarvan hem desgevraagd bleek dat zestig procent niet persoonlijk bidt of in de Bijbel leest. ‘Ze voldoen alleen aan de uiterlijke verplichtingen, maar ze zijn er innerlijk niet bij betrokken.’ 

Jongeren moet je persoonlijk aanspreken

Het moet anders, meent hij. ‘Jongeren hebben het persoonlijke, pastorale contact hard nodig. Ze willen individueel benaderd worden.

                                       

In de kerk worden ze vaak te weinig aangesproken. De jongeren blijven wel naar de kerk gaan, omdat het moet en ook wel omdat ze voelen dat het goed is. Maar ze voelen zich niet betrokken bij de kerkdienst, ze ervaren die als saai en onaantrekkelijk. Ook daarom moet de blijdschap in het geloven meer aan de orde komen, zodat ze heilig jaloers kunnen worden op de gelovigen.’ 

Angst

Auke: ‘U vreest de gevolgen van de verstandelijke manier van geloven in de bevindelijk-gereformeerde gemeenten. Maar onlangs trok hoofdredacteur C.S.L. Janse van het Reformatorisch Dagblad een parallel tussen de Amish-people en de bevindelijk gereformeerden. Hij schreef: ‘Hoewel er onder de Amish sprake is van geloofsafval, is deze qua omvang beperkt, waarbij we ook hier zien dat de strengste richtingen er het beste in slagen hun jongeren vast te houden.’

‘Het is de angst die de mensen vasthoudt’

Baaijens: ‘Maar men wordt vastgehouden door schuldgevoelens en wettische vrees. Het zit in het natuurlijke godsdienstige gevoel van de mens om daaraan toe te geven. Men voelt zich veilig als men de vormen vasthoudt, in de verwachting dat de Heere God in deze weg nog genadig zal zijn. Als men weggaat, is men er zeker van dat men verloren gaat. Het is de angst die de mensen vasthoudt.’ 

              

Velen wachten maar af in een dubbelleven

Auke: ‘Ze zitten toch maar in de kerk. Dat is toch beter dan niets.’

‘Ze weten dat God door de middelen werkt. Er zijn natuurlijk ook kerkgangers die daar biddend mee bezig zijn. Maar velen wachten af tot er ‘iets’ gebeurt. Verder is er geen activiteit. Ze gaan niet in op Gods geopenbaarde vraag en eis. Heel wat lijdelijke mensen zeggen aan het eind van hun leven: Ik heb mijn plicht gedaan, het ligt niet aan mijn als ik nu verloren ga, want God heeft mij het geestelijke leven niet gegeven. Zo geven ze heimelijk God de schuld van hun onbekeerd-zijn.’

‘Zo geven ze heimelijk God de schuld van hun onbekeerd-zijn’ 

Auke: ‘Heeft zo’n opmerking van Janse misschien een hoog ‘peace in our time’-gehalte Vrede, vrede, geen gevaar?’

‘Er is een enorme angst voor activisme. Men ziet hoe het de gereformeerde kerken vergaan is. Men houdt het isolement hoog. Maar de cultuur van de wereld krijgt een steeds grotere greep op de mensen. Kijk bijvoorbeeld naar internet. De zondag groeit bij velen steeds verder los van de week. Op zondag bevredigt men zijn geweten in de kerk, men doet deemoedig mee en zit zijn tijd uit. Zo krijg je een leven in tweespalt, dualisme. Het isolement mag er wel zijn, maar men moet ook dienstbaar zijn. Een christen moet getuigend in de wereld staan.’ 

Ingezonken gelovigen

Niet allen bij jongeren, ook bij veel volwassenen in de bevindelijk-gereformeerde kerken is er sprake van een ‘verstandelijk christendom’. De auteur van ‘Ontwaakt!’ ziet het met zorg aan. Hij erkent dat er wel kerkleden zijn die uit liefde voor de Heere streven naar geestelijk vrucht dragen, maar voor velen geldt: men accepteert de leer wel, maar van een echt geestelijk leven is geen sprake. 

Vleselijke en geestelijke christenen

In ‘Ontwaakt’ worden systematisch de oorzaken en de gevolgen hiervan op een ritje gezet. Het boek bevat een schets van ingezonken en wakkere gelovigen. Van vleselijke christenen die in ongeloof slapen’, die ‘met het verstand de overgeleverde waarheden consumeren’, en zich daardoor op een goede weg wanen. En van ‘geestelijke christenen’, die naast de ‘reinigende werking van de noordenwind’ ook de vruchtbare, vervullende en troostrijke werking van de zuidenwind’ ervaren hebben. Zij kunnen getuigen zijn van Christus. De Heilige Geest werkt niet alleen in hen, maar woont ook in hen.

 ‘Geestelijke christenen’

kunnen getuigen zijn van Christus

Aan de hand van talloze citaten uit de Bijbel en de Dordtse Leerregels bouwt de schrijver aan zijn these, waarna hij de lezer concrete handreikingen doet om in de weg van de Heere te geraken en tot verandering te komen.

Zijn boek is de weerslag van een jarenlange zoektocht naar verdieping van het geloofsleven, naar de concretisering van de opdracht tot vrucht dragen. 

Zondige twijfel mag niet worden gekoesterd

Hij is zich ervan bewust dat in bevindelijk-gereformeerde kerken twijfel teveel als kenmerk van het ware geloof gezien wordt. ‘Zondige twijfel mag niet zó worden gekoesterd,’ zegt hij. Volgens hem komen velen aan het vrucht dragen niet toe. Zijn boek legt daar getuigenis van af. ‘We moeten vasthouden dat geestelijke onzekerheid een onvolwassen toestand in het geloofsleven is. Een rokende vlaswiek moet een rijkelijk door de Heilige Geest gevoede heldere vlam worden, want het is de bedoeling dat de gelovige een helder licht zal verspreiden, schrijft hij.

                                          

Voor alles is nodig dat de bevindelijk-gereformeerde erkennen dat er een probleem is in hun kerken, stelt hij. ‘Naast de zuivere leer is er ook het leven. Er moet meer openheid, verootmoediging en schuldbelijdenis komen. Het kan zo echt niet langer.’ 

‘Is de situatie nu echt zo kritiek?’

Auke: ‘Maar zullen de leiders uit de bevindelijk-gereformeerde gemeenten niet zeggen: Onze kerken zitten ’s zondags toch nog vol? Is de situatie nu echt zo kritiek? Zeker, we hebben wel zorgen, maar mijnheer Baaijens schetst toch wel een erg somber beeld.’

‘Uitwendig gaat het nog wel goed, maar dat is dus vooral dankzij gewetensvorming. Tot 1962 werd er in de Rooms-Katholieke Kerk in het Latijn gepreekt. De mensen bleven naar de kerk komen, al verstonden ze er niets van. Het is ingegrift bij de mensen dat ze er behoren te zijn, maar de kerkgang zegt niets over de kwaliteit van het geestelijk leven.’

Auke: ‘Toch krijg je sterk de indruk dat bevindelijk-gereformeerde jongeren ook door de week wel bezig willen zijn met het geloof. De bondsdagen puilen uit, de avonden van de Stichting Reformatorische Bezinning zijn een doorslaand succes en de SGP heeft de grootste politiek jongerenorganisatie!’

‘Er zitten veel contactzoekers bij. Je kunt daar verkering krijgen. Voor oudgereformeerde en uitgetreden gereformeerde gemeenten jongeren is dit prachtig. Zij hebben zelf geen eigen jeugdwerk. Het wij-gevoel speelt ook mee. Hoewel ik denk dat er onder jongeren een positieve ontwikkeling is. Er is bij hen vraag naar echtheid.’ 

Slaapneigingen

‘Veel gelovigen in de bevindelijk-gereformeerde gemeenten zijn als planten die teveel in de schaduw staan en weinig voedsel krijgen,’ aldus de schrijver. ‘Daardoor groeien ze langzaam en blijven ze klein.’ Dat komt naar zijn mening onder andere door de manier van preken.

Veel gelovigen staan in de schaduw

 en krijgen te weinig voedsel

‘In de reformatorische hoek komen we in preken helaas teveel onduidelijkheden tegen,’ schrijft hij. ‘Het is daarom ook begrijpelijk dat deze preken zo weinig positieve uitwerking hebben. Als bij saaie, moeilijke en onduidelijke preken zelfs ontwaakte mensen slaapneigingen krijgen, hoe zullen dan dode zondaren hierdoor worden opgewekt?!’ Dit alles neemt niet weg dat er volgens hem ook nog heel wat ‘heldere, opwekkende verkondiging’ is. 

Sta naar een radicale, appellerende prediking

De hoeveelheid dogmatische en leerstellige uiteenzettingen over geloof en bekering moet afnemen ten gunste van een meer radicale, appellerende prediking, aldus Baaijens. ‘Welk recht hebben we eigenlijk om de Heere, met eerbied gesproken, ‘de weg voor te stellen’, hoe Hij met ons moet handelen om ons te behouden? Laten we slechts om genade smeken.’ 

Breng een onvoorwaardelijk Evangelie

Vruchten van het geloof worden veel te vaak als voorwaarden voor het geloof aangemerkt, aldus de auteur. ‘Weg met al die toegevoegde geestelijke stelsels en voorwaarden in onbekeerde of half-ontwaakte mensen! Weg met dat geklassificeer van al-een-eindje-op-weg-zijnde dode zondaren, die al wat meer vatbaar zouden zijn voor de toepassing van het Evangelie! Dit klinkt misschien wel hard, maar ik zeg het uit bewogenheid!’ 

                                          

Als iemand de nodiging laat beheersen door de uitverkiezing, dan werpt hij onnodige blokkades op voor de genodigden. Wanneer een prediker eerst bepaalde hoedanigheden en ‘geschiktheden’ gaat noemen die een zondaar moet bezitten om in het huis genodigd te kunnen worden, dan gaan onbekeerde genodigden in zichzelf naar die zaken zoeken. Dat is rechts-remonstrantisme.’ 

 Wijs ze zonder omwegen de weg!

Het verhaal van de stokbewaarder in de gevangenis toont volgens hem duidelijk aan dat ‘in nood verkerende mensen’ duidelijk en zonder omwegen de weg gewezen moet worden. ‘De stokbewaarder en vele pinksterlingen waren vóór de verkondiging echt nog niet ‘zoekend gemaakt’ naar de genade in Christus. De heidense stokbewaarder lag daarvoor zelfs te slápen.’ 

Alle soorten dorstige mensen worden genodigd

 

Een ander sleutelwoord is voor hem de tekst waarin de HEERE zegt (in Jes.55:1): ‘Alle gij dorstigen, komt tot de wateren.’ De schrijver stelt: ‘Dat geldt voor álle soorten dorstigen! Ook voor mensen die dorsten naar de wereld. De Heere God concurreert hier met andere ‘aanbieders’. Hij heeft veel méér, wil Hij zeggen. Dat blijkt uit de volgende tekst: ‘Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is.’ Hij spreekt dus ook anderen dan bekommerden aan. Het gaat hier gewoon om mensen die hun geld aan heel andere dingen uit wilden geven.’ 

Eenzijdig

In reformatorische kring doet zich de ‘vreemde tendens’ voor dat men soms ‘weinig-geestelijk-leven’ en ‘het-niet-hebben’ ziet als goede geestelijke vruchten binnen een gemeente, merkt hij. ‘Dan heeft men de Bijbel natuurlijk niet meer aan zijn kant. Niettemin blijkt dat zulke gemeenten door eenzijdige voorlichting en gebrek aan geestelijk leven zo kunnen worden. Dit dreigt ‘het nieuwe geestelijke leven’ te worden: dat je maar diep genoeg voelt dat je het niet hebt. Als je het niet hebt, dan ben je er. Als iemand het niet kan pakken, maar hij is er bekommerd over, dat is hij in de beste staat, hoor je soms zeggen.

 Waar lees je dat in de Schrift?

‘Lees Romeinen 5 maar eens,’adviseert hij. ‘Daar getuigt Paulus ervan: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijne uit het geloof, hebben vrede bij God, door onze Heere Jezus Christus.’ Zó omschrijft de apostel de ware bevindelijken.’ 

Onjuist schuldbesef

De reformatorische godsdienstdocent zet z’n vraagtekens bij de manier waarop in grote delen van de gereformeerde gezindte omgegaan wordt met het begrip ‘schuldbesef’. Hij stelt: ‘Er wordt wel veel over gesproken, maar het gaat dan niet over de bekommernis dat men zijn doel mist omdat men te weinig vrucht draagt voor de Heere. Men is veel meer bekommerd over de vraag of men voldoende schuldbesef heeft om behouden te worden.’ 

Onbijbels leven

Hoe zijn boodschap zal landen in de gereformeerde gezindte? Hij is er niet gerust op. In een begeleidende brief bij het manuscript benadrukt hij: ‘In onze kerken bestrijd ik natuurlijk niet de rechtzinnig leer, want daar ben ik het mee eens. Maar wel stel ik het onbijbelse leven aan de kaak.’ In zijn boek schrijft hij:

 ‘Laten we ons niet doof houden voor opbouwende kritiek,

want het gaat om levensbelangrijke zaken!’ 

Bezorgd is hij wel, dat de scherpe analyse die in zijn boek gemaakt wordt de mensen waar het om gaat, zal afschrikken. ‘Terwijl ik het boek geschreven heb uit bewogenheid en liefde tot deze groep, waar ik zelf ook bij hoor. Ik ken mijn eigen onwaardigheid, maar ik wil deze boodschap toch doorgeven.’ 

Een oproep tot een nieuw reveil

Hij komt volgens eigen zeggen ook niet met iets nieuws. ‘Ik zoek bewust aansluiting bij de traditie van de bevindelijk gereformeerden. Ik wil terug naar de wortels van de Nadere Reformatie en het piëtisme. De eerste opzet daarvan is goed en zegenrijk geweest. En we hebben nu dezelfde zaken nodig, ook in reformatorisch Nederland.

Keer terug naar de wortels van de Nadere Reformatie!

Ook wij moeten terugkeren tot de eerste werken van de Reformatie en de Nadere Reformatie. Mijn boek roept op tot een nieuw reveil, een vernieuwende herleving! Daarbij kom ik met grotendeels dezelfde uitgangspunten als het genoemde piëtisme.’ 

Vrome verlangens (Pia Desideria)

De auteur constateerde pas achteraf dat zijn boek opmerkelijke gelijkenissen vertoont met het boek Pia Desideria (Vrome verlangens) van de zeventiende eeuwse Duitse piëtist Philip Jakob Spener (1635-1705). Hij citeert uit het Handboek van de geschiedenis van het Christendom: ‘Evenals in Nederland was ook daar (in Duitsland) het kerkelijk leven weggezakt in een moeras van een dode orthodoxie. De vitale inzichten van de reformatoren waren versteend geraakt tot onbuigzame formules. De Nadere Reformatie en het piëtisme benadrukten opnieuw de betekenis van de wedergeboorte en een warm geestelijk leven.’ 

                                  

Spener, voorman van een opwekkingsbeweging in die tijd, wees op de verwereldlijking van de Lutherse kerk. Hij verzette zich tegen de ingezonkenheid, en deed een aantal concrete voorstellen tot herstel. De auteur van Ontwaakt voegt zich in dat spoor. Het veroordelen van medechristenen, liefdeloosheid in het algemeen en kwaadsprekerij in het bijzonder acht hij voor een belangrijk deel de oorzaken van de ingezonkenheid in bevindelijk gereformeerde kring.

 Liefdeloosheid en veroordelen van medechristenen

 zijn oorzaken van de ingezonkenheid

Liefdemaaltijden en gebedssamenkomsten

Wat christenen dan wel moeten doen? Baaijens wijst met nadruk op de praktijk van de eerste christengemeenten, waar ook het houden van liefdemaaltijden bij hoorden. Hij pleit voor het opzetten van gebedssamenkomsten, in de geest van Thomas Boston (prayermeetings), want:

‘door deze middelen kunnen christenen

 in genade, kennis en liefde toenemen’

Het verenigingsleven is ook een middel om het welzijn van de gemeente te bevorderen. Daarnaast wijst hij op de mogelijkheid van het opzetten van een bijbelstudie- of een gesprekskring, waarbij hij ook de deugden van het ‘gezelschapsleven’ memoreert. 

Gezinskampen en Bijbelstudies

Het is een publiek geheim dat die gezelschappen, in een nieuwe gedaante, enige tijd geleden al geherintroduceerd zijn. Het is Koers bekend dat sinds een aantal jaren een groep van enige honderden mensen in de rechterflank van de gereformeerde gezindte deelneemt aan zelfgeorganiseerde vakantieweken voor gezinnen. Deze weken, (en ook wel weekends gedurende het jaar) worden gekenmerkt door Bijbelstudie en gebed. 

(Toegevoegde tekst: ‘Ik heb vanaf het begin heel wat jaren met mijn gezin deelgenomen aan de gezinskampen. Later ben ik (tot nu toe) betrokken geraakt bij regionale jongerenbijbelstudies. We hebben samen met anderen veel zegen en opleving mogen zien bij deze activiteiten in de laatste twintig jaar. Ik schrijf erover op deze website, bij de subtitels onder ‘Geestelijke opwekking’. J.A.B.) 

Het interview gaat verder: Baaijens is blij met dit soort positieve ontwikkelingen. ‘Er is een verlangen naar opwekking en opleving. Bij jonge mensen merk ik meer openheid op, en belangstelling voor het geloof. Binnen bepaalde gemeenten zijn er nu al veel gelovigen die uitzien naar verdieping en verbreding van geestelijk leven. Ik hoop dat de Heere het verlangen naar opwekking zal versterken.’

Bij jonge mensen is er belangstelling

 en een verlangen naar opleving 

Evangelisatiewerk

Mensen die door prediking en Bijbelstudie tot persoonlijk geloof komen, willen dat ook graag uitdragen. Baaijens is in Zeeland betrokken bij een interkerkelijke evangelisatiegroep van zo’n honderd bevindelijk-gereformeerden, waaronder jongeren. Ze verspreiden Bijbels tijdens grote evenementen en in steden als Antwerpen en Gent. Er wordt dan ook geëvangeliseerd.

Vanuit kerken als de Gereformeerde Gemeenten, waar de meeste deelnemers vandaan komen, wordt er met enige argwaan naar de initiatieven gekeken.

‘Maar binnen de gereformeerde gezindte

is er toch een stroming die in deze dingen actief wil zijn’

Dat is heel positief. Het wordt gedeeltelijk geaccepteerd, anderen blijven huiverig. Men is bang dat het te evangelisch is. 

Vurige kooltjes

Maar we hebben elkaar, ook hierin, nodig. De vurige kooltjes die in de kachel overgebleven zijn, moeten de andere kooltjes laten opgloeien. De Heere Jezus zegt Zelf: ‘Waar twee of drie vergaderd zijn in Mijn Naam, daar ben Ik in het midden van hen.’

Het evangelisatiewerk leidt niet tot groei van de bevindelijk-gereformeerde kerken In Zeeland. Baaijens: ‘Die stap is te groot voor buitenkerkelijken. Het is voor mij ook niet zo belangrijk dat mensen in een bepaalde kerk terechtkomen.’

 ‘Het gaat mij erom dat iemand door het Woord gegrepen wordt.’

    

Naar aanleiding van het interview volgt

 in de Koers van 21 februari 1997

het commentaar van redacteur Paul Meinders,

met als titel: 

‘Leven achter prikkeldraad’ 

De boventitel luidt: 

‘Als koning angst de kerk regeert’ 

Ik wil, als schrijver van het boek Ontwaakt!, nu verder ingaan op het commentaar van Paul Meinders. Ik laat belangrijke delen van dit commentaar nu volgen, en geef eerst een korte inleiding:

Paul Meinders geeft al gelijk aan: ‘Er zijn nog altijd kerkverbanden in ons land waarin de angst regeert.’ Hij noemt leidinggevenden die met machtsmiddelen werken ‘christenen van de voorzichtigheid’. Zij proberen volgens hem ‘bij andere gemeenteleden onvoorwaardelijke loyaliteit af te dwingen’. Hij verklaart over bepaalde gemeenten of kerkverbanden:

‘Geestelijke openheid is in deze kerken ver te zoeken.’

‘Zodra iets maar een beetje ‘gevoelig’ ligt, rust er zwijgplicht op het onderwerp.’

J.A.B: Bepaalde kerken streven naar een zogenaamd ‘geordend kerkelijk leven’, waarin alles rustig z’n gang moet gaan, zoals het vroeger was. De leiders van deze kerken kunnen zichzelf zien als de bewaarders en bewakers van de aloude waarheid. Deze waarheid ligt vast in preken van oudvaders en predikanten van het eigen kerkverband. Het komt voor dat exegetische normen zijn ontleend aan gezelschapstheologie en de geestelijke ervaringen van toonaangevende voorgangers en predikanten. Bepaalde teksten worden dan uitgelegd naar ‘de bevinding van Gods volk’. Bij de uitleg moeten we altijd Schrift met Schrift vergelijken.

De bevinding moet Schriftuurlijk zijn.

Een gemeentelid merkte eens op over een voor hem ‘te lichte predikant’, dat hij Schriftuurlijk preekte, daar was niets op aan te merken. Hij voegde er echter aan toe: ‘Maar Gods volk leert het anders.’ 

Machtsmiddelen of genademiddelen?

Het gebruik van machtsmiddelen komt voor van rechtsreformatorisch tot in pinkstergemeenten.

We behoren voor alles en boven alles te werken met genademiddelen!

En als er tucht moet worden uitgeoefend, dan moet deze medisch en niet juridisch zijn. Medisch is helpend en helend. Juridisch is vergeldend. 

Paul Meinders schrijft in zijn commentaar: ‘Is het Koers erom te doen deze kerkverbanden kapot te maken? Geenszins! Wel zou ik alleen die de Heere vrezen willen oproepen te bidden voor de levende lidmaten die lijden onder de kerkelijke verdrukking en geestelijke vervolging, die misschien niet bedoeld wordt, maar wel het resultaat is van de slaafse onderwerping aan koning angst.’

Hij geeft verder aan: ‘Christenen hebben de dure plicht elkaar niet te benauwen met een onesize-korset. Laten wij ons liever hand in hand verwonderen over de diepgaande werking van de Heilige Geest, Die tegen de verdrukking in binnen de kerken van de angst gevonden wordt. Laten wij voor elkaar bidden in het vurige verlangen dat wij dezelfde genade ontvangen, opdat de gewenste eenheid niet van buitenaf wordt opgedrongen, maar van binnenuit in broederschap en liefde gestalte krijgt.’ 

                                        

Wensen en adviezen

Dat zijn wijze wensen van Paul. We moeten misschien wel nuanceringen aanbrengen. Binnen bepaalde gemeenten kunnen leiders zijn die met machtsmiddelen werken, terwijl andere broeders in de kerkenraadbank juist met genademiddelen willen werken. In een geval van veroordeling komt het meerderheidsbesluit van de kerkenraad naar buiten. De pijn van de veroordeling en afwijzing wordt dan diep ervaren door gemeenteleden. 

Doordat in zulke gemeenten sommige ambtsbroeders tientallen jaren toonaangevend zijn binnen een kerkenraad, is er weinig verandering en verbetering mogelijk. Er zijn ouderlingen die 40 of zelfs 50 jaar dienen, waarvan sommigen zelfs een lintje ontvangen. Dit kan tot leiden tot ‘heersen over de gewetens’ van medebroeders en gemeenteleden.

Dit werkt angst in de hand

Koning angst kan dan de kerk gaan regeren. We moeten ook hierin de geestelijker boosheden in de lucht geen voet geven, of mogelijkheden tot infiltratie bieden. 

Dienaren van de gemeente

Er zijn ook voorbeelden van ambtsbroeders die vele jaren goed regeren, en daardoor eer mogen ontvangen. We lezen in 1 Tim.5:17: ‘Laat ouderlingen die goed leiding geven, dubbele eer waard geacht worden, vooral aan hen die arbeiden in het Woord en in de leer.’

Niettemin is het verstandig en goed voor een gemeente als de ambtsbroeders na een bepaalde tijd periodiek aftreden en daarna een tijd gewoon gemeentelid zijn. Als ze goed hebben geregeerd kunnen ze daarna weer in het ambt worden gekozen. Dit is goed geregeld in de Dordtse kerkorde. Het gaat hier en daar mis als men zich hierin niet houdt aan de voorschriften van de DKO. Daardoor komt er gemakkelijker heerschappij in de gemeenten. Het is bij de voorgestelde periodieke aftredingen dan ook geen ‘eerverlies’ als je niet wordt herkozen na vier of zes jaar dienen. Als iemand goed heeft gediend in de gemeenten, zal hij na verloop van tijd wel weer kunnen worden gekozen in het ambt.

Hij heeft dan binnen zijn gezin weer wat meer tijd gehad als man en vader. Hoe gaat het trouwens binnen de gezinnen van ambtsdragers die lang regeren? Iemand die in de gemeente dient, moet zeker ook goed dienen binnen zijn gezin! (zie 1 Tim.3:4 en 12).

Houd een ambtsdrager nog genoeg tijd over voor zijn gezin?

Hoe een opziener, ouderling of diaken moet zijn kunnen we lezen in de pastorale brieven van Paulus. Lees maar in 1 Tim.3:1-12 en Titus 1:5-9.   

De evangelische broeders kunnen ook hierin veel leren van de DKO over de regering van de gemeente.

Voorgangers en predikanten zijn de dienaren van het Woord en de gemeente. Zij worden ‘gecontroleerd’ op leer en leven door de ouderlingen (die dus periodiek behoren af te treden). 

Dienen in liefde

Geestelijke leiders moeten naar het voorbeeld van hun goede Meester leren dienen in liefde. Lees maar eens voor jezelf Luk.22:24-27. Jezus leert Zijn volgelingen daar dat zij niet zoals de koningen van de volken moeten heersen. Jezus geeft aan in vers 26: ‘Bij u echter moet dat zo niet zijn, maar de belangrijkste onder u moet als de jongste worden en wie leiding geeft als iemand die dient.’ De Koning van de kerk spreekt in vers 27 van Zichzelf: ‘Ik echter ben in uw midden als Iemand Die dient.’

Dienen wij naar het voorbeeld van Jezus?

Koning Jezus geeft ons een duidelijk voorbeeld bij de voetwassing van Zijn discipelen in Joh.13. In vers 12 zegt Hij tegen Zijn leerlingen: ‘Ziet u wat Ik aan u gedaan heb?’ Hij leert hen en ons verder in de verzen 13-17: ‘U noemt Mij Meester en Heere, en u egt het terecht, want Ik ben het. Als Ik dan, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, moet u ook elkaars voeten wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u zult doen zoals Ik voor u heb gedaan. Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Een slaaf is niet meer dan zijn heer, en een gezant niet meer dan hij die hem gezonden heeft. Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze doet.’ 

Gemeenteleven achter prikkeldraad

Paul Meinders gaat in zijn commentaar verder door op de angst die er kan zijn binnen bepaalde gemeenten.

Waar komt deze angst vandaan?

Waarom kan deze angst zolang aanhouden en doordringen tot in de nageslachten. Hoe kunnen we er van worden verlost, en kan er weer een gezond geestelijk gemeenteleven komen?

De commentator van Koers geeft aan: ‘Soms zit de angst voor onbeheersbare processen onvoorstelbaar diep. Zo diep dat alleen de genade van de Heere Jezus Christus ons kan verlossen van de verkeerde mentaliteit die ons van generatie op generatie is overgedragen en die in sommige gevallen een stuk van de persoonlijkheid lijkt te vormen.

Een belangrijk kenmerk van een leven achter prikkeldraad is een onbestemde angst voor de Heilige Geest. Juist het gegeven dat de Geest van God waait waarheen Hij wil, is heel bedreigend voor mensen die het geestelijk leven willen plannen, rubriceren en vastleggen. Spreekt iemand vrijmoedig over de werking van de Geest, dan associëren bange mensen dit al gauw met allerlei wind van leer en geestdrijverij.’ 

Angst of vertrouwen?

Paul leert ons verder: ‘Vertrouwen op God is niet griezelig. Zeker, levende christenen kunnen van tijd tot tijd bepaalde aspecten van het geestelijke leven over- of juist onderbelichten. Er zijn nu eenmaal verschillende standen in het leven van de genade. Daar hoeven we helemaal niet zenuwachtig van te worden. We hoeven het niet eens te plaatsen binnen onze denkkaders. Zolang het maar bijbels is. 

Acht een ander hoger

Het commentaar in Koers gaat verder: ‘Als God in Zijn kinderen de lamp eens verdraait, is dat een blijk van Zijn soeverein en vrijmachtig welbehagen. Dat doet Hij opdat wij daar allemaal van leren. God geeft die genade niet om onze broeder of zuster, die aangenaam is in hetgeen hij of zij heeft, door middel van onze scherpe tong naar beneden te drukken.

Veel beter is het om de ander uitnemender te achten dan onszelf. Als wij dat geheim bevindelijk leren verstaan, legt koning angst als vanzelf zijn scepter neer.’ 

                                          

Vrijheid in de gemeente

Zoals we zien in het commentaar kunnen we door vertrouwen en liefde worden bevrijd van de (onderlinge) angst. Hoe kunnen we als gemeente staan ‘in de vrijheid waarmee Christus ons vrijmaakt’? (Gal.5:1). Je leest over de geestelijke strijd in de gemeente in Galaten 5. De onderlinge onenigheid over wettische en vleselijke zaken was ernstig bij de Galaten. De vleselijke godsdienst wilde het geestelijke leven verwoesten. Daardoor kwam er gebondenheid en strijd.

Er komt weer vrijheid als het geloof door de liefde werkzaam is (Gal.5:6)

Paulus leert de gelovigen in Gal.5:13: ‘Want u bent tot vrijheid geroepen, broeders, alleen niet tot die vrijheid die aanleiding geeft aan het vlees; maar dien elkaar door de liefde.’ Bestudeer Galaten 5 verder maar voor jezelf. 

leer te staan in de vrijheid waarmee Christus vrijmaakt!

De vrucht van de Geest

Toets jezelf en de (andere) leiders steeds weer opnieuw aan de vrucht van de Geest in Gal.5:21. Deze vrucht komt voort uit de liefde van God. We lezen in vers 21: ‘De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.’

Als de vrucht van de Geest ons leven beheerst,

 zal de angst wijken

In 1 Joh.4:18 wordt ons voorgehouden:

‘Er is in de liefde geen vrees,

maar de volmaakte liefde drijft de vrees uit.’